Data na 1921 zijn verwijderd bij evt. nog levende personen.
Programma GensDataPro.
Update 04.04.2019.
Genealogie van Joannes Mommers.
Generatie I
I. Joannes
Mommers, geb. te
Komende van Vaals, ovl. te Meerssen op
17‑10‑1784, otr. (Gertrudis ca. 21 jaar oud) te
Meerssen op 9‑9‑1753 met Gertrudis
Brounen, dr. van Christiaan Brounen en
Agnes Gouris,
ged. RK te Limmel‑Meerssen op 11‑10‑1731 (get:
Joan. Scheuts en Gertr. Leenders), ovl. (ca. 84 jaar oud) te
Meerssen op 14‑4‑1816.
Uit deze relatie 7 kinderen:
1. Jacobus
Mommers,
ged. NH te Limmel‑Meerssen op 22‑2‑1754, ovl.
(ca. 63 jaar oud) te Limmel‑Meerssen op
10‑2‑1818, volgt IIa.
2. Maria Agnes,
ged. NH te Meerssen op 1‑2‑1756 (get: Casparis
Hauten en Joan. M.Lancoor).
3. Herman,
ged. NH te Meerssen op 2‑4‑1761 (get: Herm.
Mommers en Cath. Brounen).
4. Christianus
Mommers,
ged. NH te Limmel‑Meerssen op 25‑10‑1766, ovl.
(ca. 80 jaar oud) te Limmel‑Meerssen op
31‑8‑1847, volgt IIb.
5. Caspar,
ged. RK te Meerssen op 7‑11‑1769 (get: Casparus
Mommers en Joan Nijsten).
6. Agnes Mommers,
ged. NH te Limmel‑Meerssen op 18‑12‑1771 (get:
Cas. Mommers en Agnes Gaurissen), ovl. (ca. 57 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 9‑4‑1829 (akte
27), tr. (Nederlands Hervormd), kerk.huw. (resp. ca. 22 en ca.
24 jaar oud) te Meerssen op 28‑9‑1794 met
Pieter
Crolla,
zn. van Petrus Crolla en
Catharina Beckers,
ged. RK te Meerssen op 27‑5‑1770, ovl. (ca. 62
jaar oud) te Meerssen op 28‑2‑1833. Uit dit
huwelijk 7 kinderen.
7. Joseph Mommers, ged. NH te Meerssen op 28‑5‑1775, ovl. (ca. 69 jaar oud) te Meerssen op 16‑3‑1845, volgt IIc.
Generatie
II
IIa.
Jacobus
Mommers,
zn. van Joannes Mommers
(I)en
Gertrudis Brounen, ged. NH te Limmel‑Meerssen
op 22‑2‑1754 (get: Wilh. Brounen en Maria Smeets), landbouwer wnd
Limmmel-Meerssen, ovl. (ca. 63 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 10‑2‑1818 (akte 9),
otr. (Maria ca. 2 jaar oud) (1) te Meerssen
op 9‑9‑1753, kerk.huw. (NH) met Maria Ida
Schurgers, dr. van Pieter Schurgers en
Elisabeth IJzeren Van,
geb. te Margraten circa 1751, ovl. (ca. 75 jaar
oud) te Meerssen op 6‑12‑1826 (akte
86).
Uit deze relatie 9 kinderen:
1. Christiaan (Chretien)
Mommers, ged. RK te Limmel‑Meerssen
op 29‑7‑1786, ovl. (ca. 63 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 16‑9‑1849, volgt IIIa.
2. Petrus,
ged. RK te Limmel‑Meerssen op 29‑12‑1787 (get:
E. Houben en Sophie Schurgers).
3. Maria Elisabeth ,
ged. te Limmel‑Meerssen op 11‑6‑1789 (get: Wilh.
Kaubo en Maria Agnes Mommers), ovl. (ca. 60 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 12‑9‑1849 (akte
38), een kind, tr. (resp. ca. 20 en ca. 19 jaar oud) te
Meerssen op 3‑3‑1810 (akte
19) met Hubertus
Boosten,
zn. van Cornelis Boosten en
Maria Sijnck,
geb. te Epen‑Wittem circa 1791, Dagloner, ovl.
(ca. 58 jaar oud) te Meerssen op 19‑9‑1849 (akte
42). Uit dit huwelijk 9 kinderen.
4. Maria Gertrudis,
ged. RK te Limmel‑Meerssen op 21‑8‑1793 (get:
Joseph Mommers en Cath. Brounen), ovl. (ca. 67 jaar oud) te
Meerssen op 19‑3‑1861 (akte
19), ongehuwd.
5. Maria Catharina,
ged. RK te Limmel‑Meerssen op 13‑7‑1794 (get:
Joseph Mommers en Cath. Brounen).
6. Jacobus,
ged. RK te Limmel‑Meerssen op 3‑4‑1796 (get:
Petrus Crollen en Ant. Cath. Pluymaakers), ovl. (ca. 17 jaar oud) te
Meerssen op 21‑6‑1813.
7. Ida Mommers,
ged. RK te Limmel‑Meerssen op 16‑2‑1798, ovl.
(ca. 73 jaar oud) te Maastricht op 28‑2‑1871 (akte
143), tr. (resp. ca. 28 en ca. 34 jaar oud) te
Meerssen op 20‑1‑1827 (get: WF.Guichart,
W.Rookx, M.Gulikers en A.Hermans, akte 8) met
Lodewijk Matthieu,
zn. van Joseph Matthieu (Dagloner) en
Catharina Berg van den,
ged. te Gravenvoeren [België] op 18‑11‑1792,
dagloner.
8. Antoin
Mommers geb. te Limmel‑Meerssen op
2‑2‑1801, ovl. (82 jaar oud) te Limmel‑Meerssen
op 29‑5‑1883, volgt IIIb.
9. Pieter
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 4‑3‑1803, ovl. (84
jaar oud) te Hulsberg op 21‑1‑1888,
volgt IIIc.
Jacobus
Mommers,
otr. (ca. 28 jaar oud) (2) te Meerssen op
10‑11‑1782 met Petronella
Coox.
Uit deze relatie een zoon:
1. Joannes,
ged. RK te Limmel‑Meerssen op 26‑1‑1785 (get:
Theo Timmermans en Gertr. Brounen), ovl. (ca. 40 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 29‑1‑1825 (akte
12).
IIb. Christianus
Mommers,
zn. van Joannes Mommers
(I) en
Gertrudis Brounen,
ged. NH te Limmel‑Meerssen op 25‑10‑1766 (get:
Serv. Puts en Barb. Brounen), landbouwer wnd Limmmel-Meerssen Rue a la Pairie,
ovl. (ca. 80 jaar oud) te Limmel‑Meerssen op
31‑8‑1847 (akte 33), otr. te
Meerssen op 19‑2‑1791, kerk.huw. (resp.
ca. 24 en ca. 25 jaar oud) op 6‑3‑1791 met
Anna Catharina
Pluymaakers,
dr. van Dionisius Pluymaakers (Pluijmackers) en Maria Daussems,
geb. te Bemelen circa 1766 wnd Margraten, ovl. (ca. 89 jaar oud) te
Meerssen op 10‑2‑1855.
Uit dit huwelijk 10 kinderen:
1. Maria Gertrudis,
ged. RK te Limmel‑Meerssen op 27‑9‑1791 (get:
Pluymaakers en Gertr. Brunnen).
2. Joannes Petrus,
ged. te Margraten op 17‑3‑1794.
3. Maria Gertrudis
Mommers,
ged. te Limmel‑Meerssen op 27‑9‑1796 (get:
Dionisis Pluymaakers en Gertr. Brunen), ovl. (ca. 64 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 19‑3‑1861 (akte
19, ongehuwd), tr. (resp. ca. 35 en 34 jaar oud) te
Maastricht op 28‑10‑1831 met
Petrus Bastiaans,
zn. van Bartholomeus Bastiaans en
Maria Hardy,
geb. te Veldwezeld [België] op 24‑10‑1797. Uit
dit huwelijk 2 zonen.
4. Maria Ida,
ged. te Limmel‑Meerssen op 4‑12‑1798 (Get.
J.Mommers en M. Cath. Peusens, akte 4), ovl.
(ca. 8 jaar oud) te Limmel‑Meerssen op
1‑10‑1807 (akte 43).
5. Ida,
geb. te Limmel‑Meerssen op 3‑2‑1801.
6. Jan Jacobus
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 9‑11‑1801, ovl. (47
jaar oud) te Limmel‑Meerssen op 9‑9‑1849,
volgt IIId.
7. Jean Pierre
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 28‑8‑1804, ovl. (68
jaar oud) te Limmel‑Meerssen op 30‑4‑1873,
volgt IIIe.
8. Caspar
Mommers,
geb. te Meerssen op 8‑2‑1807, ovl. (65 jaar
oud) te Weert‑Meerssen op 8‑7‑1872,
volgt IIIf.
9. Chretrien,
geb. te Meerssen op 17‑3‑1810 (get: Janssen en
S.Soesman, akte 24), ovl. (71 jaar oud) te Heerlen
op 19‑10‑1881 (akte 90).
IIc. Joseph
Mommers,
zn. van Joannes Mommers
(I) en Gertrudis Brounen,
ged. NH te Meerssen op 28‑5‑1775 (get: Jac.
Hos. Guide en El. Gourissen), ovl. (ca. 69 jaar oud) te
Meerssen op 16‑3‑1845 (akte
10), otr. (1) te Meerssen op 1‑11‑1795
met Maria Catharina
Severijns (Severinus-Severen),
dr. van Andreas Severins en
Maria Dakkers,
geb. te Heerlen? circa 1779, ovl. (ca. 42 jaar
oud) te Meerssen op 22‑7‑1821.
Uit deze relatie 8 kinderen:
1. Maria Gertruid,
ged. RK te Limmel‑Meerssen op 3‑4‑1796 (get:
Andrea Severens en Ma. Gertr. Brunnen), ovl. (ca. 4 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 2‑2‑1801 (akte
15).
2. Jean Andre,
geb. te Limmel‑Meerssen circa 1798, ovl. (ca. 3
jaar oud) te Limmel‑Meerssen op 1‑2‑1801 (akte
14).
3. Ida, geb. te
Limmel‑Meerssen op 3‑12‑1798 (akte
9), ovl. (2 jaar oud) te Limmel‑Meerssen
op 3‑2‑1801 (akte 13).
4. Maria Catharina
Mommers,
geb. te Meerssen circa 1801, ovl. (ca. 47 jaar
oud) te Schinnen op 17‑2‑1848 (akte
10), tr. (resp. ca. 26 en 30 jaar oud) te
Schinnen op 17‑11‑1827 (akte 102) met
Joannes Mathias
Hanssen,
zn. van Joannes Hanssen en
Maria Helena Schoonbrood,
geb. te Schinnen op 18‑9‑1797. Uit dit huwelijk
een dochter.
5.
Marie Mathilde,
geb. te Meerssen circa 1804, ovl. (ca. 1 jaar
oud) te Meerssen op 14‑7‑1805 (akte
30, oud 1 jaar).
6. Frederique,
geb. te Eschweiller [Duitsland] in 1806
of 1807, ovl. (ca. 1 jaar oud) te
Meerssen op 13‑8‑1807 (get: Caroline Thaelen 40
jr).
7. Anne Elisabeth, geb. te
Limmel‑Meerssen op 24‑9‑1806 (get: J.Mommers en
J.Kaijtenaer), ovl. (24 jaar oud) te Limmel‑Meerssen
op 27‑12‑1830 getuige: (akte 131, ongehuwd).
8. Anne Marie Lucie,
geb. te Limmel‑Meerssen op 31‑1‑1811 (get:
A.Hermans en P.M. Bricheau, akte 12), ovl. (7 maanden oud) te
Meerssen op 6‑9‑1811 (akte
85).
Joseph
Mommers, tr. (ca. 46 jaar oud) (2) te
Meerssen op 15‑2‑1822 (get: J.W.Boots,
L.Soesman, A.Hermans en A.Mommers) met Maria
Catharina Damen, dr. van Anna Mechtildis
Daemen,
geb. te Maastricht ? circa 1872.
Uit dit huwelijk 3 kinderen:
1. Levenloos, geb. te
Meerssen op 5‑10‑1822 (get: JW. Boots) (doodgeb.).
2. Hubert Michiel,
geb. te Meerssen op 16‑6‑1824 (get: L.Soesman
en A.Hermans), ovl. (3 weken oud) te Meerssen
op 7‑7‑1824.
3. Maria Gertruida,
geb. te Limmel‑Meerssen op 5‑8‑1825 (get: 2x
Lute, akte akte 54), ovl. (60 jaar oud) te Meerssen
op 13‑9‑1885.
Joseph
Mommers,
relatie (3) met Anna Catharina
Knols.
Generatie
III
IIIa. Christiaan
(Chretien) Mommers,
zn. van Jacobus Mommers
(IIa)
(landbouwer wnd Limmmel-Meerssen) en Maria Ida Schurgers,
ged. RK te Limmel‑Meerssen op 29‑7‑1786 (get:
Christ. Mommers en Maria E. Schurgers), dagloner, koopman wnd Limmel-Meerssen,
ovl. (ca. 63 jaar oud) te Limmel‑Meerssen op
16‑9‑1849 (akte 39), tr. (resp. ca. 21 en
23 jaar oud) te Meerssen op 17‑6‑1808 (get:
H.Sprong, G.Gulikers, P.Sleijpen en M.Peters) met
Johanna Pieters, dr. van Lambert
Pieters en Jeanne Hees van,
geb. te Klijn‑Spauwen in 9‑1784, ovl. (ca. 66
jaar oud) in 1851.
Uit dit huwelijk 8 kinderen:
1. Marie Ide,
geb. te Limmel‑Meerssen op 24‑12‑1809 (get:
S.Soesman en P.M.Bricheau, akte 97), ovl. (2 jaar oud) te
Meerssen op 20‑11‑1812 (get: grootvader
J.Mommers 58 jr, akte 78).
2. Johanna
Mommers,
geb. te Meerssen op 1‑12‑1812 (get: S.Soemans
en A.Hermans), ovl. (72 jaar oud) te Sittard op
22‑9‑1885 (akte 86), tr. (beiden 25 jaar
oud) te Sittard op 21‑2‑1838 (akte
31) met Pierre Joseph
Hermans,
zn. van Michiel Hermans en Odilia Wessels,
geb. te Sittard
Overhoven op 13‑2‑1813 (akte 17),
overl. Sittard 14-2-1889 (akte 16) Uit
dit huwelijk een zoon.
3. Maria Ida
Mommers,
geb. te Meerssen op 18‑12‑1815 (get: J.Luiti en
L.Soesman, akte 97), ovl. (57 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 14‑4‑1873 (akte 26),
tr. (resp. 23 en 25 jaar oud) te Meerssen op
9‑9‑1839 (get: B.Volders, J.J.Hamers, P.Pluymakers en M.Nicolle, akte 108) met
haar achterneef Jozef
Mommers,
zn. van Petrus Bastiaans en Maria Gertrudis Mommers,
geb. te Meerssen op 6‑12‑1813 (akte
95), dienstknecht, dagloner, ovl. (61 jaar oud) te
Meerssen op 26‑2‑1875 (akte
20). Uit dit huwelijk 9 kinderen.
4. Anthon Jacob,
geb. te Limmel‑Meerssen op 10‑12‑1818 (get:
J.Luti en A.Hermans, akte 86).
5. Maria Anna
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 18‑2‑1821 (get:
L.Soesman en Boots), ovl. (65 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 22‑4‑1886 (akte 24),
tr. (resp. 30 en 27 jaar oud) te Meerssen op
15‑11‑1851 (get: PL.Beaumont, M.Hendriks, JJ.Widdershoven en Th. Huijdts, akte
24) met Joannes Wilhelmus
Palmen, zn. van Gertrudis Palmen,
geb. te Schinnen op 16‑11‑1823, Dagloner, ovl.
(71 jaar oud) te Meerssen op 7‑2‑1895. Uit dit
huwelijk 6 kinderen.
6. Hubert Michiel,
geb. te Meerssen op 12‑6‑1824 (akte
44), ovl. (25 dagen oud) te Meerssen op
7‑7‑1824.
7. Christiaan Jacob, geb. te
Limmel‑Meerssen op 12‑6‑1824 (get: L.Soesman en
A.Hermans), ovl. (5 maanden oud) te Limmel‑Meerssen
op 3‑12‑1824 (akte 81).
8. Anna Elisabeth
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 7‑5‑1826 (get:
J.Lute en A.Hermans, akte 35), ovl. (77 jaar oud) te
Meerssen op 14‑12‑1903 (akte 95), tr.
(resp. 25 en 23 jaar oud) te Meerssen op
13‑9‑1851 (akte 7) met
Joannes Ramakers,
zn. van Maria Anna Ramakers (Dagloonster
te Meerssen), geb. te Meerssen op 7‑12‑1827.
Uit dit huwelijk 8 kinderen.
IIIb. Antoin
Mommers,
zn. van Jacobus Mommers
(IIa) (landbouwer
wnd Limmmel-Meerssen) en Maria Ida Schurgers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 2‑2‑1801 (get:
J.Mommers en M.Damoiseaux, akte 22), dagloner, smid, koopman in hoornvee, ovl.
(82 jaar oud) te Limmel‑Meerssen op 29‑5‑1883 (akte
29), tr. (resp. 26 en 18 jaar oud) te Meerssen
op 24‑2‑1827 (get: WF.Guichart, W.Rookx, Mulkers en J.Keulen, akte 30) met
Anna Maria Gilissen,
dr. van Michiel Gilissen (Dagloner wnd Limmel-Meerssen) en Catharina Dautzenberg,
geb. te Schaesberg op 30‑8‑1808, ovl. (70 jaar
oud) te Meerssen op 26‑2‑1879 (akte
11).
Uit dit huwelijk 12 kinderen:
1. Johannes Michiel
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 15‑12‑1827, ovl. (69
jaar oud) te Rothem‑Meerssen op 28‑1‑1897,
volgt IVa.
2. Jacobus, geb. te
Limmel‑Meerssen op 4‑10‑1830 (get: Mommers en
Maenen, akte 99), ovl. (één maand oud) te
Limmel‑Meerssen op 1‑12‑1830 (akte 115).
3. Maria Agatha,
geb. te Limmel‑Meerssen op 5‑2‑1832 (get: Ploum
en Hermans, akte 15), ovl. (7 weken oud) te
Limmel‑Meerssen op 26‑3‑1832 (akte 34).
4. Hubertus,
geb. te Limmel‑Meerssen op 15‑1‑1833 (get:
Maenen en Mulders, akte 3), ovl. (6 maanden oud) te
Limmel‑Meerssen op 24‑7‑1833 (akte 72).
5. Johanna Hubertina
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 25‑8‑1834 (get:
Ploum en Vandewijer, akte 80), ovl. (75 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 5‑3‑1910 (get: schoonzonen Heijwegen en Walraeven,
akte 9), tr. (resp. 25 en 28 jaar oud) te Meerssen
op 10‑11‑1859 (akte 13) met
Johannes Hubertus Lambertus
Blom,
zn. van Hendrik Blom (Kleermaker) en
Catharina Paulissen,
geb. te Meerssen op 20‑3‑1831 (get: Maenen en
Hermans, akte 30), dagloner, ovl. (77 jaar oud) te
Meerssen op 27‑2‑1909 (get: schoonzoon Willem Walraeven 42jr. en
schoonzoon Theodoor Hijwegen, akte 18). Uit dit huwelijk een dochter.
6. Pieter
Mommers, geb. te Limmel‑Meerssen op
16‑8‑1837, ovl. (85 jaar oud) te Maastricht op
6‑11‑1922, volgt IVb.
7. Kristiaan,
geb. te Meerssen op 21‑10‑1840 (get: Volders en
Lemeer, akte 44), ovl. (13 dagen oud) te Meerssen
op 3‑11‑1840 (akte 26).
8. Maria Ida
Mommers,
geb. te Meerssen op 31‑10‑1841 (akte
125), ovl. (86 jaar oud) te Maastricht
op 23‑3‑1928 (akte 177), tr. (resp. 26 en 25
jaar oud) te Amby op 27‑6‑1868 (akte
1) met Joannes Henricus
Mulders,
zn. van Petrus Mulders en
Maria Ida Kurvers,
geb. te Amby op 22‑7‑1842, ovl. (66 jaar oud)
te Meerssen op 22‑8‑1908. Uit dit huwelijk 7
kinderen.
9. Maria Sophia,
geb. te Limmel‑Meerssen op 10‑2‑1845 (get:
Kooken en Hendriks, akte 13), ovl. (4 maanden oud) te
Limmel‑Meerssen op 13‑6‑1845 (akte 19).
10. Antonius Hubertus
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 14‑3‑1847, ovl. (83
jaar oud) te Maastricht op 13‑2‑1931,
volgt IVc.
11. Maria,
geb. te Limmel‑Meerssen op 9‑4‑1850 (get: Nivel
en Martens, akte 22), ovl. (37 dagen oud) te
Limmel‑Maastricht op 16‑5‑1850 (akte 25).
12. Joannes Jacobus,
geb. te Limmel‑Meerssen op 1‑8‑1851 (get:
Beaumont en Lemeer, akte 38), ovl. (13 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 7‑9‑1864 (akte 63).
IIIc.
Pieter
Mommers,
zn. van Jacobus Mommers (IIa) (landbouwer
wnd Limmmel-Meerssen) en Maria Ida Schurgers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 4‑3‑1803 (get:
J.Mommers en M.Damoizeau, akte 3), dagloner, ovl. (84 jaar oud) te
Hulsberg op 21‑1‑1888 (akte
2), tr. (resp. 25 en 21 jaar oud) te Hulsberg
op 9‑8‑1828 (akte 3) met
Maria Catharina
Conings,
dr. van Caspar Conings en
Anna Maria Habets,
geb. te Hulsberg op 2‑9‑1806.
Uit dit huwelijk 12 kinderen:
1. Caspar
Mommers,
geb. te Hulsberg op 10‑5‑1829, ovl. (69 jaar
oud) te Hulsberg op 12‑9‑1898,
volgt IVd.
2. Christiaan,
geb. te Limmel‑Meerssen op 27‑11‑1830 (get:
Hermans en Maenen, akte 114), ovl. (7 jaar oud) te
Hulsberg op 12‑6‑1838 (akte 34).
3. Antoon,
geb. te Hulsberg op 4‑9‑1832 (akte
41), ovl. (2 dagen oud) te Hulsberg op
6‑9‑1832 (akte 43, oud 2 dagen).
4. Jan Willem
Mommers,
geb. te Hulsberg op 3‑12‑1833, ovl. (87 jaar
oud) te Hulsberg op 23‑2‑1921,
volgt IVe.
5. Peter Antoon, geb. te
Hulsberg op 24‑9‑1835 (akte
38), ovl. (2 dagen oud) te Hulsberg op
26‑9‑1835 (akte 39, oud 5 dagen).
6. Jacobus
Mommers,
geb. te Hulsberg op 27‑7‑1836, ovl. (88 jaar
oud) te Gronsveld op 2‑1‑1925,
volgt IVf.
7. Petrus Hubertus, geb. te
Hulsberg op 29‑5‑1838 (akte
27), ovl. (één dag oud) te Hulsberg op
30‑5‑1838 (akte 28).
8. Christiaan, geb. te
Hulsberg op 21‑8‑1839 (akte
41), ovl. (11 dagen oud) te Hulsberg op
1‑9‑1839 (akte 42, oud 10 dagen).
9. Maria Margaretha Hubertina
Mommers,
geb. te Hulsberg op 25‑6‑1840 (akte
45), ovl. (37 jaar oud) te Hulsberg op
25‑1‑1878 (akte 3), tr. (resp. 31 en 34 jaar
oud) te Hulsberg op 11‑11‑1871 met
Antonius Hubert Bernard
Didden,
zn. van Mathias Didden en
Johanna Maria Dusch,
geb. te Gulpen op 20‑8‑1837.
10. Anna Maria,
geb. te Hulsberg circa 1842, ovl. (ca. 14 jaar
oud) te Hulsberg op 7‑9‑1856 (akte
19).
11. Petrus Hubertus
Mommers,
geb. te Hulsberg op 15‑4‑1842, ovl. (48 jaar
oud) te Hulsberg op 30‑4‑1890,
volgt IVg.
12. N.N,
geb. te Hulsberg op 16‑2‑1844 (doodgeb.), ovl. (akte
8).
IIId. Jan Jacobus
Mommers,
zn. van Christianus Mommers (IIb) (landbouwer
wnd Limmmel-Meerssen Rue a la Pairie) en Anna Catharina Pluymaakers, geb. te
Limmel‑Meerssen op 9‑11‑1801, dagloner, ovl.
(47 jaar oud) te Limmel‑Meerssen op 9‑9‑1849 (akte
36), tr. (resp. 25 en 24 jaar oud) (1) te
Borgharen op 3‑5‑1827 (akte 4) met
Maria Catharina
Paulissen,
dr. van Maria Johanna Paulissen,
geb. te Borgharen op 15‑6‑1802, ovl. (80 jaar
oud) te Meerssen op 13‑6‑1883 (akte
32).
Uit dit huwelijk 10 kinderen:
1. Maria Anna
Mommers,
geb. te Borgharen op 27‑3‑1827 (akte
5), dagloonster, ovl. (55 jaar oud) te
Maastricht op 18‑3‑1883 (akte 175), tr.
(resp. 24 en 23 jaar oud) (1) te Meerssen op
8‑11‑1851 (get: PL.Beaumont, M.Hendriks, Th.Huijdts en JJ.Widdershoven, akte 11)
met Christianus
Vaassen,
zn. van Maria Barbara Vaassen (Dagloonster
wnd Elsloo), geb. te Elsloo op 25‑3‑1828,
Knecht, ovl. (26 jaar oud) te Elsloo op
22‑9‑1854, tr. (resp. 38 en 41 jaar oud) (2) te
Meerssen op 10‑2‑1866 (akte 4) met
Laurentius Aarts,
zn. van Mathijs Aarts en
Anna Margaretha Mertens,
geb. te Margraten op 25‑10‑1824. Uit dit
huwelijk een dochter.
2. Mathijs,
geb. te Limmel‑Meerssen op 20‑7‑1828 (get: 2x
Luti, akte 59), ovl. (1 jaar oud) te Meerssen
op 5‑1‑1830.
3. Maria Gertruid,
geb. te Limmel‑Meerssen op 20‑9‑1830 (get:
Maenen en Hermans, akte 93), ovl. (5 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 24‑9‑1835 (akte 97).
4. Jan Pieter
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 16‑1‑1833, ovl. (85
jaar oud) te Meerssen op 18‑1‑1918,
volgt IVh.
5. Maria Anna Catharina,
geb. te Limmel‑Meerssen op 30‑1‑1835 (get:
Ploum en Van de Weijer, akte 15), ovl. (18 jaar oud) te
Meerssen op 2‑9‑1853.
6. Caspar
Mommers,
geb. te Meerssen op 13‑3‑1837,
volgt IVi.
7.
Jan Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 22‑6‑1839,
volgt IVj.
8. Kristiaan, geb. te
Limmel‑Meerssen op 14‑6‑1841 (get: Beaumont en
Lemeer, akte 72), ovl. (5 dagen oud) te Meerssen
op 19‑6‑1841 (akte 76).
9. Joseph,
geb. te Limmel‑Meerssen op 23‑6‑1843 (get:
Kooken en Delarue, akte 30), ovl. (10 dagen oud) te
Limmel‑Meerssen op 3‑7‑1843 (akte 26).
10. Maria Catharina
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 19‑8‑1844 (get:
Hendriks en Delarue, akte 50), Dagloonster, ovl. (74 jaar oud) te
Borgharen op 24‑12‑1918, tr. (resp. 26 en 28
jaar oud) te Meerssen op 17‑9‑1870 Huw.
get. Dackus J. Mesters, Rueters en Hermans, (akte 21) met
Leonard Dackus,
zn. van Bartholomeus Dackus en
Elisabeth Spee,
geb. te Borgharen op 11‑7‑1842,
overl. Borgharen 21-1-1922 akte 1,Dagloner. Uit
dit huwelijk 5 kinderen.
Jan Jacobus
Mommers,
relatie (2) met Maria
Jansen.
Uit deze relatie 2 kinderen:
1. Mathijs,
geb. te Limmel‑Meerssen circa 1828, ovl. (ca. 2
jaar oud) te Meerssen op 5‑1‑1830 (akte
1).
2. Anna Catharina,
geb. te Limmel‑Meerssen circa 1833, ovl. (ca.
20 jaar oud) te Limmel‑Maastricht op 2‑9‑1853 (akte
38).
IIIe. Jean Pierre
Mommers,
zn. van Christianus Mommers
(IIb) (landbouwer
wnd Limmmel-Meerssen Rue a la Pairie) en Anna Catharina Pluymaakers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 28‑8‑1804 (get:
Joseph Mommers en J. van Santen, akte 52), dagloner, landbouwer, ovl. (68 jaar
oud) te Limmel‑Meerssen op 30‑4‑1873 (akte
19), tr. (resp. 22 en 24 jaar oud) te Meerssen
op 3‑2‑1827 (get: W.F.Guichart W.Rookx M.Gulikers A.Hermans, akte 14) met
Johanna Maria
Seegers (Zeegers),
dr. van Hendrik Seegers (Dagloner
te Limmel-Meerssen) en Maria Helena Franssen,
geb. te Meerssen op 11‑1‑1803, ovl. (87 jaar
oud) te Meerssen op 19‑2‑1890.
Uit dit huwelijk 11 kinderen:
1.
Maria Helena
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 15‑5‑1827 (get:
Guichart en Luts), ovl. (72 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 14‑4‑1900 (akte 36),
tr. (resp. 31 en 34 jaar oud) te Meerssen op
26‑6‑1858 (akte 9) met
Joannes Leonardus
Rookx,
zn. van Joannes Peter Rookx en Maria Barbara Gerardts,
geb. te Nuth‑Vaesrade op 10‑2‑1824, Knecht, ovl.
(hoogstens 75 jaar oud) voor 1900.
2. Anna Catharina
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 27‑2‑1829 (get: 2x
Luti, akte 23), ovl. (69 jaar oud) te Meerssen
op 15‑7‑1898 (akte 39), tr. (resp. 26 en 25
jaar oud) te Meerssen op 10‑11‑1855 (akte
14) met Pieter
Wijkmans,
zn. van Johannes Rutgerus alias Lucas Wijkmans (Kleermaker) en
Maria Agnes Lindelauf, geb. te Meerssen op
13‑2‑1830 (get: Rookx en Delarue, akte 17), Dagloner, ovl. (67 jaar oud) te
Meerssen op 2‑5‑1897. Uit dit huwelijk 7
kinderen.
3. Hubertina,
geb. te Limmel‑Meerssen op 6‑6‑1831 (get:
Maenen en Hermans, akte 53), ovl. (5 dagen oud) te
Limmel‑Meerssen op 11‑6‑1831 (akte 55).
4. Maria Gertruid,
geb. te Limmel‑Meerssen op 6‑4‑1833 (get:
Maenen en Dolmans, akte 34), ovl. (12 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 13‑10‑1845 (akte 36).
5. Hubertina,
geb. te Limmel‑Meerssen op 15‑10‑1835 (get:
Ploum en vd Wijer, akte 105), ovl. (3 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 4‑2‑1839 (akte 18).
6. Maria Joanna,
geb. te Limmel‑Meerssen op 7‑7‑1838 (get:
Volders en Honee, akte 72), ovl. (6 maanden oud) te
Limmel‑Meerssen op 4‑2‑1839 (akte 20).
7. Maria,
geb. te Limmel‑Meerssen op 1‑2‑1840 (get:
Lemeer en Jacquet, akte 8), ovl. (6 maanden oud) te
Meerssen op 7‑8‑1840 (akte 19).
8. Gerardus Pieter
Mommers,
geb. te Meerssen op 24‑5‑1841, ovl. (78 jaar
oud) te Maastricht op 3‑3‑1920,
volgt IVk.
9. Johannes Pieter
Mommers, geb. te Limmel‑Meerssen op
21‑7‑1844, ovl. (58 jaar oud) te Meerssen op
19‑9‑1902, volgt IVl.
10. Christiaan, geb. te
Limmel‑Meerssen op 21‑6‑1847 (get: Leerschool
en Mommers, akte 29), ovl. (1 jaar oud) te Meerssen
op 17‑7‑1848 akte 26.
11. Bartholomeus
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 16‑6‑1849, ovl. (57
jaar oud) te Meerssen op 21‑1‑1907,
volgt IVm.
IIIf. Caspar
Mommers,
zn. van Christianus Mommers
(IIb) (landbouwer
wnd Limmmel-Meerssen Rue a la Pairie) en Anna Catharina Pluymaakers,
geb. te Meerssen op 8‑2‑1807, dagloner,
dienstknecht, ovl. (65 jaar oud) te Weert‑Meerssen
op 8‑7‑1872 (akte 53, ook ingeschreven Amby),
tr. (resp. 36 en 25 jaar oud) te Amby op
24‑2‑1843 (akte 2) met
Anna Mechtildis
Hamers,
dr. van Joannes Hamers (Daghuurder, werkman, knecht) en Anna Margaretha
Duijsings,
geb. te Amby op 1‑2‑1818, Dagloonster, ovl. (75
jaar oud) te Amby op 22‑11‑1893 (akte
14).
Uit dit huwelijk 4 kinderen:
1. Franciscus
Mommers, geb. te Ambij op
16‑12‑1843, ovl. (52 jaar oud) te Maastricht op
17‑4‑1896, volgt IVn.
2. Maria Elisabeth
Mommers,
geb. te Ambij op 19‑5‑1846 (akte
10), ovl. (31 jaar oud) te Ambij op
21‑1‑1878 (akte 2), tr. (resp. 23 en 25 jaar
oud) te Amby op 26‑4‑1870 (akte
2) met Joannes Wilhelmus
Jennekens,
zn. van Joannes Jennekens en
Jeanne Catherine Loers,
geb. te Amby op 25‑3‑1845, ovl. (58 jaar oud)
te Ambij op 23‑4‑1903 (akte
12). Uit dit huwelijk 5 kinderen.
3. Maria Anna,
geb. te Ambij op 19‑5‑1851 (akte
8), ovl. (3 jaar oud) te Ambij op
30‑12‑1854 (akte 1).
4. Barbara Mommers, geb. te
Ambij op 26‑7‑1855 (akte
7), ovl. (9 jaar oud) te Ambij op
18‑10‑1864 (akte 20).
Generatie
IV
IVa.
Johannes
Michiel Mommers,
zn. van Antoin Mommers
(IIIb) (dagloner,
smid, koopman in hoornvee) en Anna Maria Gilissen,
geb. te Limmel‑Meerssen op 15‑12‑1827 (get: 2x
J.Lute, akte 105), dagloner, ovl. (69 jaar oud) te
Rothem‑Meerssen op 28‑1‑1897 (akte 5),
tr. (resp. 29 en 24 jaar oud) te Meerssen op
5‑6‑1857 (get: Widdershoven, Huidts en Beaumont, akte 7) met
Anna Catharina
Vluggen,
dr. van Anna Maria Vluggen (Dagloonster
te Rothem-Meerssen), geb. te Mechelen‑Wittem op
13‑5‑1833, ovl. (81 jaar oud) te Meerssen op
24‑7‑1914.
Uit dit huwelijk 12 kinderen:
1. Maria, geb. te
Limmel‑Meerssen op 17‑7‑1858 (get: Dekker en
Cortenraad, akte 43), ovl. (5 dagen oud) te Meerssen
op 22‑7‑1858 (akte 24).
2. Antonius,
geb. te Meerssen op 17‑7‑1858 (get: Dekker en
Cortenraad, akte 42), ovl. (3 jaar oud) te
Rothem‑Meerssen op 7‑5‑1862 (akte 40).
3. Pieter Hubertus,
geb. te Weert‑Meerssen op 27‑9‑1859 (get:
Schenk en Quax, akte 58), ovl. (1 jaar oud) te
Rothem‑Meerssen op 17‑2‑1861 (akte 14).
4. Johanna Hubertina
Mommers,
geb. te Rothem‑Meerssen op 1‑10‑1861 (get:
Hendriks en Schoenmaeckers, akte 66), ovl. (61 jaar oud) te
Meerssen op 3‑2‑1923 (akte
4), tr. (resp. 26 en 32 jaar oud) te Meerssen
op 1‑5‑1888 (get: Manger, Maas en Honee, akte 12) met
Egidius Joseph
Mullenders, zn. van Maria Catharina Mullenders (wnd
St.Maartensvoeren blg.), geb. te Wittem op
14‑3‑1856, Dagloner te Wittem. Uit dit huwelijk een dochter.
5. Antoinius, geb. te
Limmel‑Meerssen op 7‑5‑1862 (get: Dekker en
Cortenraad, akte 42), ovl. (10 dagen oud) te Meerssen
op 17‑5‑1862.
6. Anna Maria Catharina,
geb. te Rothem‑Meerssen op 10‑10‑1863 (get:
Flendrig en Pluijmaeckers, akte 74), ovl. (7 jaar oud) te
Rothem‑Meerssen op 17‑12‑1870 (akte
97).
7. Johannes Frederic (Godefridus)
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 5‑8‑1865, ovl. (42
jaar oud) te Rothem‑Meerssen op 26‑1‑1908,
volgt Va.
8. Hubertus
Mommers, geb. te Rothem‑Meerssen op
9‑10‑1867, ovl. (76 jaar oud) te Meerssen op
18‑11‑1943, volgt Vb.
9. Johannes,
geb. te Rothem‑Meerssen op 17‑4‑1870 (get:
Mesters en Hermans, akte 35), ovl. (7 maanden oud) te
Meerssen op 19‑11‑1870 (akte 86).
10. N.N.,
geb. te Meerssen op 15‑3‑1872 (doodgeb.), ovl. (akte
25).
11. Gertrudis
Mommers,
geb. te Rothem‑Meerssen op 21‑3‑1873 (get:
Rouschop en Ruiters, akte 34), ovl. (84 jaar oud) te
Meerssen op 13‑11‑1957 getuige: (akte 34), tr. (resp. 22 en 28 jaar
oud) te Meerssen op 24‑8‑1895 (akte
19) met Joannes Hubertus
Rings,
zn. van Antoon Hubert Rings (Dagloner te Itteren) en Barbara Dolmans,
geb. te Itteren op 24‑7‑1867, Dagloner, ovl.
(hoogstens 64 jaar oud) voor 21‑8‑1931. Uit dit huwelijk 11 kinderen.
12. Anna Maria, geb. te
Rothem‑Meerssen op 15‑2‑1876 (get: Widdershoven
en Pluijmaekers, akte 18), ovl. (5 weken oud) te
Meerssen op 21‑3‑1876 (akte 11).
IVb.
Pieter
Mommers,
zn. van Antoin Mommers
(IIIb) (dagloner,
smid, koopman in hoornvee) en Anna Maria Gilissen,
geb. te Limmel‑Meerssen op 16‑8‑1837 (get:
Ploum en Ummels, akte 62), Dagloner te Limmel-Maastricht Broekweg 8, ovl. (85
jaar oud) te Maastricht op 6‑11‑1922 overl.
folio 169, tr. (resp. 27 en 24 jaar oud) te
Meerssen op 10‑1‑1865 (get: 3x Widdershoven, Delarue, akte 2) met
Maria Gertrudis
Heijnens,
dr. van Martinus Heijnens en
Johanna Cruts,
geb. te Meerssen op 23‑2‑1840, ovl. (76 jaar
oud) te Meerssen op 5‑2‑1917.
Uit dit huwelijk 9 kinderen:
1. Maria Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 30‑3‑1865 (get:
Schenk en Cortenraad, akte 26), dagloonster, ovl. (85 jaar oud) te
Maastricht op 2‑3‑1951 (akte
218), tr. (resp. 22 en 24 jaar oud) te Meerssen
op 30‑7‑1887 (akte 21) met haar achterneef
Johannes Hubertus
Raemaekers,
zn. van Joannes Ramakers en
Anna Elisabeth Mommers, geb. te Meerssen op
6‑1‑1863 (akte 4). Uit dit huwelijk een zoon.
2. Pieter,
geb. te Limmel‑Meerssen op 21‑10‑1866 Lahaije
en Beckers, (akte 81), ovl. (7 weken oud) te
Limmel‑Meerssen op 15‑12‑1866 (akte 56).
3. Johanna
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 25‑1‑1868 (get:
Hermans en Hanssen, akte 7), ovl. (30 jaar oud) te
Maastricht op 17‑12‑1898 (akte 211), tr.
(resp. 21 en 23 jaar oud) te Meerssen op
22‑6‑1889 (akte 6) met
Joannes Augustus
Frederix,
zn. van Joannes Frederix (Landbouwer
te Elsloo) en Maria Josepha Stelten (Landbouwster
te Elsloo), geb. te Elsloo op 28‑8‑1865,
Bakkersknecht. Uit dit huwelijk een zoon.
4. Maria Catharina
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 31‑3‑1870 (get:
Pluijmaekers en Hanssen, akte 30), Dagloonster, ovl. (69 jaar oud) te
Maastricht op 31‑1‑1940 (akte
92), tr. (resp. 19 en 13 jaar oud) (1) te
Meerssen op 22‑6‑1889 (Huw. get. Mangez, 2x
Honee en Lemeer, akte 5) met Hubertus
Franssen, zn. van Carolus Wilhelmus Franssen (Geweermaker
te Maastricht) en Maria Magdalena Bruijninck,
geb. te Maastricht op 13‑6‑1876, Werman te
Limmel-Meerssen en Maastricht, ovl. (31 jaar oud) te
Meerssen op 7‑4‑1908 (overl. akte 3). Uit dit huwelijk 7 kinderen, tr.
(resp. 39 en 45 jaar oud) (2) te Meerssen op
4‑9‑1909 (get: C.Jennekens, Huijts, Van de Wal en Lemmens, akte 24) met
Joannes Mathias
Jennekens, zn. van Paulus Mathias Jennekens en
Anna Christina Dolmans,
geb. te Amby op 4‑5‑1864, Fabr. arb. wnd Amby.
Uit dit huwelijk geen kinderen bekend.
5. Johanna Hubertina
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 30‑11‑1872 (get:
Muijters en Gulikers, akte 84), ovl. (51 jaar oud) te
Maastricht op 19‑4‑1924 (overl. akte 261), tr. (resp. 23 en 22 jaar oud)
(1) te Meerssen op 31‑12‑1895 (akte
33) met Hubertus Franciscus
Loontjens,
zn. van Hubertus Joannes Loontjens en
Anna Margaretha Wissem Van,
geb. te Maastricht op 26‑1‑1873, Dagloner,
wnd Nieuweweg 38 Maastricht. Uit dit huwelijk 6
kinderen, tr. (resp. 41 en ca. 52 jaar oud) (2) te
Meerssen op 31‑10‑1914 (akte
43) met Florentius Antonius
Schifferstein, zn. van Johannes Schifferstein en
Helena Hubertina Zeguers,
geb. te Maastricht circa 1862.
6. Anna Hubertina
Mommers, geb. te Limmel‑Meerssen op
4‑8‑1875 (get: Mangez en Jacobs, akte 69), tr. (resp. 22 en 21 jaar oud) te
Meerssen op 6‑11‑1897 (akte 24)
met Johannes Hubertus
Zeegers,
zn. van Johannes Zeegers (Dagloner te Limmel-Meerssen) en Maria Hoofs,
geb. te Meerssen op 9‑3‑1876, Dagloner. Uit dit
huwelijk 3 kinderen.
7. Wilhelmus Hubertus Hermanus,
geb. te Limmel‑Meerssen op 19‑5‑1878 (get:
Hermans en Coumans, akte 42), ovl. (1 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 15‑10‑1879 (akte 54).
8. Maria Philomena
Mommers, geb. te Limmel‑Meerssen op
26‑11‑1880 (get: Lemeer en Conings, akte 105), ovl. (66 jaar oud) te
Maastricht op 31‑7‑1947 (akte
530), tr. (resp. 24 en 22 jaar oud) te Meerssen
op 10‑6‑1905 (get: Siben, Kreemers, Lemmens en Kusters, akte 23) met
Willem Hubert Luijten,
zn. van Joseph Luijten en
Maria Agnes Meijers, geb. te Beek op 3‑7‑1882,
Arb. Uit dit huwelijk 5 kinderen.
9. Johannes Hubertus,
geb. te Limmel‑Meerssen op 29‑7‑1885 (get:
Schouteten en Lemeer, akte 64), ovl. (1 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 7‑5‑1887 (akte 41).
IVc. Antonius
Hubertus Mommers, zn. van
Antoin Mommers
(IIIb) (dagloner,
smid, koopman in hoornvee) en Anna Maria Gilissen,
geb. te Limmel‑Meerssen op 14‑3‑1847 (get:
Honee en Opsteijn, akte 13), dagloner, vermicelliwerker, ovl. (83 jaar oud) te
Maastricht op 13‑2‑1931 (akte 93), tr. (resp. 24 en ca. 17 jaar oud) te
Maastricht op 9‑8‑1871 (akte
108) met Anna Maria
Leclerq,
dr. van Frans Laurenz Leclerq en Anna Maria Bolten,
geb. te Beek‑Wurms [Duitsland] circa 1854,
dagloonster, ovl. (ca. 68 jaar oud) te Maastricht
op 19‑2‑1922 (akte 159).
Uit dit huwelijk 14 kinderen:
1. Anna Catharina,
geb. te Maastricht op 31‑7‑1871 erkend en gewettig, ovl. (2 jaar oud) te
Maastricht op 27‑2‑1874 (akte 102).
2. Machiel
Mommers, geb. te Maastricht op
15‑1‑1873, ovl. (64 jaar oud) te Maastricht op
3‑10‑1937, volgt Vc.
3. Petrus Hubertus
Mommers,
geb. te Maastricht op 23‑9‑1874, ovl. (74 jaar
oud) te Maastricht op 27‑1‑1949,
volgt Vd.
4. Anna Maria,
geb. te Maastricht op 16‑7‑1876 (akte 589), ovl. (2 jaar oud) te
Maastricht op 3‑3‑1879 (akte 145).
5. Alexander
Mommers,
geb. te Maastricht op 26‑4‑1878, ovl. (76 jaar
oud) te Maastricht op 17‑11‑1954,
volgt Ve.
6. Anna Maria
Mommers,
geb. te Maastricht op 5‑2‑1880 (akte
126), ovl. (66 jaar oud) te Heerlen op
15‑12‑1946 (akte 714), tr. (resp. 21 en 22 jaar
oud) te Maastricht op 1‑5‑1901 (akte
80) met Joseph
Snel,
zn. van Arnoldus Snel en
Anna Catharina Pluymers,
geb. te Maastricht op 1‑11‑1878 (akte 856).
7. Hendrikus,
geb. te Maastricht op 18‑12‑1881 (akte
1038), ovl. (2 jaar oud) te Maastricht
op 17‑2‑1884 (akte 124).
8.
Laurent Pierre,
geb. te Maastricht op 21‑1‑1884 (akte 65), ovl. (5 maanden oud) te
Maastricht op 22‑6‑1884 (akte 436).
9. Maria Hubertina,
geb. te Maastricht op 9‑5‑1885 (akte
391), ovl. (4 maanden oud) te Maastricht
op 23‑9‑1885 (akte 582).
10. Franciscus Lambertus Leopold
Mommers, geb. te Maastricht op
5‑9‑1886, volgt Vf.
11. Maria,
geb. te Maastricht op 10‑7‑1888 (akte 582), ovl. (3 dagen oud) te
Maastricht op 13‑7‑1888 (akte 417).
12. Caspar Henricus
Mommers,
geb. te Maastricht op 7‑1‑1890, ovl. (50 jaar
oud) te Maastricht op 21‑1‑1940,
volgt Vg.
13. Victor, geb. te
Maastricht op 24‑6‑1891 (akte 607), ovl. (4 dagen oud) te
Maastricht op 28‑6‑1891 (akte 502).
14.
Helena,
geb. te Maastricht op 14‑7‑1895 (akte 678), ovl. (8 maanden oud) te
Maastricht op 1‑4‑1896 (akte 203).
IVd. Caspar
Mommers,
zn. van Pieter Mommers
(IIIc) (dagloner) en
Maria Catharina Conings,
geb. te Hulsberg op 10‑5‑1829 (akte
17), landbouwer, dagloner, ovl. (69 jaar oud) te
Hulsberg op 12‑9‑1898 (akte 23),
tr. (resp. 27 en 24 jaar oud) te Hulsberg op
13‑11‑1856 (akte 7) met
Anna Margaretha
Rameckers,
dr. van Jan Willem Rameckers en Joanna Maria Frantzen,
geb. te Wijlre op 1‑8‑1832, dienstmeid, ovl.
(73 jaar oud) te Hulsberg op 26‑4‑1906.
Uit dit huwelijk 10 kinderen:
1. Maria Catharina Hubertina,
geb. te Wijlre op 7‑1‑1858 (akte
4), ovl. (8 maanden oud) te Wijlre op
11‑9‑1858 (akte 30).
2.
Jan Hendrik Hubertus
Mommers,
geb. te Wijlre op 31‑8‑1859 (akte
43), landbouwer, ovl. (81 jaar oud) te Hulsberg
op 3‑9‑1940 (akte 26), tr. (resp. 45 en 42 jaar
oud) te Hulsberg op 6‑7‑1905 (akte
3) met Johanna Maria
Jennekens,
dr. van Joannes Jacobus Jennekens en
Maria Antoinette Ritzen, geb. te Maastricht op
18‑10‑1862, ovl. (73 jaar oud) te Hulsberg op
12‑11‑1935 (akte 26).
3. Elisabeth
Mommers, geb. te Wijlre op
30‑3‑1862, ovl. (58 jaar oud) te Voerendaal op
8‑10‑1920, begr. te Voerendaal, tr. (resp. 21
en 33 jaar oud) (1) te Hulsberg op 20‑9‑1883
met Nicolaas Jozef
Smeets,
geb. te Voerendaal op 14‑2‑1850, RK, Smid, ovl.
(56 jaar oud) te Voerendaal op 18‑10‑1906. Uit
dit huwelijk een dochter, tr. (resp. 47 en ca. 26 jaar oud) (2) te
Voerendaal op 11‑11‑1909 met
Willem
Coervers,
zn. van Jan Pieter Coervers en Maria Magdalena Lepauceaux,
geb. te Bocholts in 1883.
4. Hubertina,
geb. te Wylre circa 1866, ovl. (ca. 9 jaar oud)
te Hulsberg op 24‑2‑1875.
5. Maria Catharina,
geb. te Wijlre op 5‑2‑1867 (akte
6), ovl. (2 maanden oud) te Wijlre op
2‑5‑1867 (akte 13).
6. Joannes Hendrikus Hubertus
Mommers,
geb. te Hulsberg op 23‑3‑1868, ovl. (49 jaar
oud) te Heerlen op 2‑12‑1917,
volgt Vh.
7. Maria Hubertina,
geb. te Hulsberg op 24‑3‑1872 (akte
9).
8. N.N,
geb. te Hulsberg op 1‑10‑1873 (doodgeb.), ovl. (akte
21).
9. N.N, geb. te
Hulsberg op 21‑7‑1874 (doodgeb.), ovl. (akte
22).
10. N.N,
geb. te Hulsberg op 28‑6‑1875 (doodgeb.), ovl. (akte
19).
IVe. Jan Willem
Mommers,
zn. van Pieter Mommers
(IIIc) (dagloner) en
Maria Catharina Conings, geb. te Hulsberg op
3‑12‑1833 (akte 69), dienstknecht, ovl. (87
jaar oud) te Hulsberg op 23‑2‑1921, tr. (resp.
31 en 25 jaar oud) te Schin op Geul op
30‑9‑1865 (akte 3) met
Johanna Maria
Ramaekers,
dr. van Jan Willem Ramaekers en
Johanna Maria Franssen,
geb. te Wylre op 23‑5‑1840, dienstmeid, ovl.
(67 jaar oud) te Hulsberg op 28‑1‑1908.
Uit dit huwelijk 7 kinderen:
1. Anna Maria Elisabeth
Mommers,
geb. te Hulsberg op 19‑6‑1867, ovl. (68 jaar
oud) te Hulsberg op 17‑11‑1935 (akte 27), tr. (resp. 25 en 24 jaar oud) te
Hulsberg op 6‑4‑1893 (akte
3) met Jan Pieter
Bemelmans,
zn. van Jan Pieter Bemelmans en
Maria Packbiers,
geb. te Hulsberg op 28‑9‑1868. Uit dit huwelijk
een zoon.
2. Anna Maria
Mommers,
geb. te Hulsberg op 27‑8‑1869, tr. (resp. 29 en
42 jaar oud) te Hulsberg op 1‑12‑1898 (akte
14) met Jacobus Hubertus
Ramackers,
zn. van Jan Pieter Ramackers en
Maria Elisabeth Weusten,
geb. te Hulsberg op 2‑6‑1856, ovl. (72 jaar
oud) te Hulsberg op 14‑11‑1928 (akte 31).
3. Maria Hubertina
Mommers, geb. te Hulsberg op
24‑3‑1872, tr. (beiden 23 jaar oud) te Hulsberg
op 31‑10‑1895 (akte 6) met
Joannes Huberts
Boosten,
zn. van Jan Jacob Boosten en
Maria Helena Limpens,
geb. te Hulsberg op 15‑12‑1871, ovl. (46 jaar
oud) te Hulsberg op 16‑3‑1918 (akte
8). Uit dit huwelijk een zoon.
4. Maria Mechtildis
Mommers,
geb. te Hulsberg op 3‑4‑1874 (akte
13), ovl. (72 jaar oud) te Hulsberg op
17‑3‑1947 (akte 4), tr. (resp. 26 en 24 jaar
oud) (1) te Hulsberg op 27‑10‑1900 (akte
10) met Nicolas Joseph
Slangen,
zn. van Pieter Joseph Lambert Slangen en
Maria Helena Bost,
geb. te Kerkrade op 21‑5‑1876, ovl. (hoogstens
30 jaar oud) voor 16‑7‑1906, tr. (resp. 32 en ca. 31 jaar oud) (2) te
Kerkrade op 16‑7‑1906 (akte
57) met Johann
Notten,
zn. van Johann Notten en
Anna Maria Mehtildis Bouts,
geb. te van Höntrop [Duitsland] circa 1875,
mijnwerker.
5. Hubertus Jacobus,
geb. te Hulsberg op 21‑2‑1877 (akte
8), ovl. (1 jaar oud) te Hulsberg op
22‑1‑1879 (akte 3).
6. Maria Sophia
Mommers,
geb. te Hulsberg op 13‑11‑1882 (akte
38), tr. (resp. 22 en 30 jaar oud) te Hulsberg
op 23‑2‑1905 (akte 1) met
Jan Hubertus
Pluijmaekers,
zn. van Jan Gerard Pluijmaekers en Anna Catharina Peters, geb. te
Klimmen op 21‑3‑1874 (akte
9), mijnwerker.
7. Maria Filomena, geb. te
Hulsberg op 13‑7‑1885 (akte
24), ovl. (2 maanden oud) te Hulsberg op
19‑9‑1885 (akte 21).
IVf. Jacobus
Mommers,
zn. van Pieter Mommers
(IIIc) (dagloner) en
Maria Catharina Conings, geb. te Hulsberg op
27‑7‑1836 (akte 44), dagloner, ovl. (88 jaar
oud) te Gronsveld op 2‑1‑1925 (akte
1), tr. (resp. 33 en 28 jaar oud) (1) te Amby
op 8‑11‑1869 (akte 3) met
Mechtildis Linkens,
dr. van Joannes Linkens en
Maria Gilissen,
geb. te Amby op 23‑10‑1841, dagloonster, ovl.
(37 jaar oud) te Ambij op 25‑11‑1878 (akte
27).
Uit dit huwelijk 4 kinderen:
1. Maria Theresia
Mommers,
geb. te Amby op 3‑8‑1870, ovl. (67 jaar oud) te
Heerlen op 13‑8‑1937 akte
354, (BS Meerssen akte 39), tr. (resp. 30 en 26 jaar oud) te
Meerssen op 18‑8‑1900 (akte
27) met Paulus Jacobus
Mullenders,
zn. van Pieter Mullenders (Metselaar) en
Gertrudis Franssen,
geb. te Meerssen op 29‑9‑1873, Metselaar. Uit
dit huwelijk een zoon.
2. Joannes Hubertus,
geb. te Amby op 17‑11‑1872 (akte
33), ovl. (8 dagen oud) te Amby op
25‑11‑1872 (akte 27).
3. Joannes Wilhelmus Hubertus
Mommers,
geb. te Ambij op 13‑7‑1874 (akte
21), portier, ovl. (57 jaar oud) te Maastricht
op 13‑12‑1931 (akte 666), tr. (resp. 45 en
ca. 31 jaar oud) te Maastricht op
21‑1‑1920 (akte 19) met
Helena Broek Op de,
dr. van Willem Hubert Broek Op de en
Sophia Eyk van, geb. te Maastricht circa 1889.
4. Joannes Josephus
Mommers,
geb. te Ambij op 15‑9‑1878, ovl. (77 jaar oud)
te Heerlen op 30‑5‑1956,
volgt Vi.
Jacobus
Mommers,
tr. (resp. 49 en 27 jaar oud) (2) te Gronsveld
op 24‑9‑1885 (akte 5) met
Maria Sophia Pieters,
dr. van Willem Hubertus Pieters en
Joanna Goessens, geb. te Gronsveld op
12‑8‑1858, ovl. (78 jaar oud) te Gronsveld op
25‑10‑1936.
Uit dit huwelijk 8 kinderen:
1. Hubertus,
geb. te Gronsveld circa 1882, ovl. (ca. 5 jaar
oud) te Gronsveld op 9‑8‑1887 (akte
23).
2. Joannes Hubertus,
geb. te Gronsveld circa 1885, ovl. (ca. 3 jaar
oud) te Rijckholt op 3‑1‑1888 (akte
1).
3. Maria Johanna
Mommers,
geb. te Eijsden op 28‑8‑1886 (akte
37), ovl. (71 jaar oud) te Heerlen op
17‑3‑1958 (akte 206), tr. (resp. 32 en ca.
47 jaar oud) te Heerlen op 15‑5‑1919 met
Johannes Bernardus
Noorden van,
zn. van Joseph Noorden van en
Antonia Gertrudis Adriaans,
geb. te Maastricht circa 1872, machinist.
4. Anna Maria Catharina
Mommers,
geb. te Rijckholt op 16‑9‑1889 (akte
6), ovl. (70 jaar oud) te Gronsveld op
2‑4‑1960 (akte 8), tr. (beiden 23 jaar oud) te
Gronsveld op 14‑11‑1912 (akte
11) met Joseph Hubertus
Wolfs, zn. van Joannes Wolfs en Maria Agnes
Hubertina Aldenhoven, geb. te Eijsden op
7‑2‑1889..
5. Maria Mommers, geb. te Rijckholt op 14‑3‑1892 (akte 2), tr. (resp. 28 en 32 jaar oud) te Gronsveld op 18‑11‑1920 (akte 9) met Jozef Hubertus Bisscheroux, zn. van Johannes Nicolaas Bisscheroux en Anna Cornelia Schreurs, geb. te Cadier en Keer op 8‑3‑1888, werkman.
6. Michael Hubertus
Mommers, geb. te Rijckholt op
13‑11‑1894 (akte 7), fabrieksarbeider, ovl. (hoogstens 70 jaar oud)
voor 15‑3‑1965, tr. (resp. 26 en 24 jaar oud) te
Rijckholt op 27‑1‑1921 (akte 2) met
Maria Helena
Geijselaers,
dr. van Theodorus Josephus Geijselaers en
Maria Hubertina Slijpen,
geb. te Berg en Terblijt op 1‑3‑1896,
dienstmeid, ovl. (69 jaar oud) te Meerssen op
15‑3‑1965.
7. Wilhelmus Hubertus
Mommers,
geb. te Rijckholt op 10‑3‑1898,
volgt Vj.
8.
Joannes Hubertus, geb. te
Rijckholt op 3‑1‑1901 (akte
6), ovl. (16 dagen oud) te Rijckholt op
19‑1‑1901 (akte 7).
IVg. Petrus
Hubertus Mommers,
zn. van Pieter Mommers
(IIIc) (dagloner) en
Maria Catharina Conings,
geb. te Hulsberg op 15‑4‑1842 (akte
16), dagloner, ovl. (48 jaar oud) te Hulsberg
op 30‑4‑1890 (akte 13), tr. (resp. 25 en 23
jaar oud) te Amby op 9‑11‑1867 (akte
5) met Maria Elisabeth
Dackers,
dr. van Jacobus Dackers en Maria Catharina Thijssen,
geb. te Amby op 9‑6‑1844, ovl. (85 jaar oud) te
Schin op Geul op 26‑11‑1929.
Uit dit huwelijk 11 kinderen:
1. Maria Catharina,
geb. te Amby op 31‑1‑1866.
2. Petrus Hubertus,
geb. te Ambij op 1‑5‑1868 (akte
13), ovl. (één week oud) te Ambij op
8‑5‑1868 (akte 9).
3. Maria Catharina
Mommers,
geb. te Ambij op 25‑4‑1869 (akte
15), tr. (resp. 22 en 27 jaar oud) te Nuth
op 2‑10‑1891 (akte 4) met
Pieter Hubert
Wijermans,
zn. van Willem Hubert Wijermans en
Joanna Barbara Nelissen,
geb. te Nuth op 4‑12‑1863 (akte
26).
4. Maria Gertrudis,
geb. te Ambij op 10‑12‑1871 (akte
33), ovl. (21 jaar oud) te Hulsberg op
23‑2‑1893 (akte 10).
5. Joannes Christianus
Mommes,
geb. te Ambij op 16‑2‑1874, ovl. (43 jaar oud)
te Voerendaal op 27‑4‑1917,
volgt Vk.
6. Willem
Mommers,
geb. te Hulsberg op 24‑12‑1876,
volgt Vl.
7. Maria Mommers,
geb. te Hulsberg op 23‑2‑1879 (akte
8), tr. (25 jaar oud) te Valkenburg a/d Geul
op 8‑4‑1904 (akte 7) met
Joseph Hubertus
Hofman, zn. van Frans Hofman en
Hubertina Stassen,
geb. te Valkenburg a/d Geul.
8. Jan Leo
Mommers,
geb. te Hulsberg op 6‑3‑1881,
volgt Vm.
9. Maria Elisabeth
Mommers,
geb. te Hulsberg circa 1884, ovl. (ca. 76 jaar
oud) te Houthem‑Valkenburg op 3‑5‑1960 (akte
28), tr. (ca. 19 jaar oud) te
Valkenburg a/d Geul op 23‑1‑1903 (akte 1)
met Karel Hubert
Palmen,
zn. van Jan Palmen en Maria Barbara Lemmens,
geb. te Valkenburg a/d Geul op 25‑3‑1903 (akte
11). Uit dit huwelijk 2 zonen.
10. Catharina Anna Mommers, geb. te Hulsberg op 23‑12‑1885 (akte 41), overl. Brussum 26-6-1963 (akte 105) Werkvrouw, tr. (26 jaar oud) te Heerlen op 25‑7‑1912 (akte 55) met Johan Kersic, zn. van Johan Kersic en Maria Santic, geb. te van Retje [Oostenrijk] ca. 1887, overl. Heerlen 26-12-1959 (akte 86).
11. Maria Catharina Hubertina,
geb. te Hulsberg op 18‑5‑1888 (akte
17), ovl. (3 maanden oud) te Hulsberg op
27‑8‑1888 (akte 23).
IVh. Jan Pieter
Mommers,
zn. van Jan Jacobus Mommers
(IIId) (dagloner) en
Maria Catharina Paulissen,
geb. te Limmel‑Meerssen op 16‑1‑1833 (get:
Maenen en Mulders, akte 4), tuinder te Limmel-Meerssen, ovl. (85 jaar oud) te
Meerssen op 18‑1‑1918 (akte
5), tr. (resp. 31 en 22 jaar oud) te Meerssen
op 2‑4‑1864 (get: 2x Widdershoven, N.Limpens en Hendriks, akte 2) met
Elisabeth Engelen,
dr. van Martinus Engelen en
Maria Limpens,
geb. te Meerssen op 28‑10‑1841, Dagloonster,
ovl. (72 jaar oud) te Maastricht op
19‑10‑1914 (akte 673), btv Abstraat 2 om 15.00 uur.
Uit dit huwelijk 10 kinderen:
1. Martinus
Mommers,
geb. te Meerssen op 4‑7‑1865,
volgt Vn.
2. Johannes Caspar
Mommers, geb. te Limmel‑Meerssen op
16‑4‑1867, ovl. (73 jaar oud) te Maastricht op
4‑2‑1941, volgt Vo.
3. Hendricus,
geb. te Limmel‑Meerssen op 19‑1‑1869 (get:
Mesters en Limpens, akte 4), ovl. (1 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 13‑1‑1871 (akte 3).
4. Hubertine
Mommers, geb. te Limmel‑Meerssen op
16‑1‑1871 (get: Ruiters en Limpens, akte 4), tr. (resp. 24 en 26 jaar oud) te
Meerssen op 9‑2‑1895 (get: Mesters, Kreemers, Lemeer en Wintaeken,
akte 2) met Gilles Joseph
Nissen,
zn. van Gilles Joseph Nissen (zb.
wnd Olne blg) en Maria Leduc,
geb. te Olne [België] op 20‑5‑1868,
Steenhouwer.
5. Anna Maria
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 8‑4‑1873 (get:
Ruiters en Mangez, 39, ovl. (74 jaar oud) te
Maastricht op 10‑11‑1947 (akte
732), tr. (resp. 28 en 24 jaar oud) te Meerssen
op 13‑4‑1901 (get: J.Meijers, J.H.Rokx, W.Beckers en J.M.Rokx, akte 13) met
Petrus Joannes Schils,
zn. van Hermanus Schils (Landbouwer
wnd Oud Vroenhoven) en Maria Anna Krijns,
geb. te Oud Vroenhoven op 7‑1‑1877, Knecht,
rijksveldwachter. Uit dit huwelijk 4 kinderen.
6. Pieter Wilhelmus
Mommers, geb. te
Limmel‑Meerssen op 22‑5‑1875, ovl. (84 jaar oud) te
Maastricht op 5‑11‑1959,
volgt Vp.
7. Maria Catharina,
geb. te Limmel‑Meerssen op 1‑7‑1877 (get:
Watering en Dolmans, akte 47).
8. Anna Maria, geb. te
Limmel‑Meerssen op 10‑12‑1879 (get: Lemeer en
Coumans, akte 120).
9. Maria Sophia, geb. te
Limmel‑Meerssen op 16‑5‑1882 (get: Lemeer en
Mesters, akte 47).
10. Gertrudis
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 1‑8‑1884 (get: Bosch
en Schouteten, akte 71), tr. (beiden 24 jaar oud) te
Meerssen op 5‑9‑1908 (get: J.Kuijpers, G.Kuijpers, Peters en Baggen, akte
33) met Egbertus
Kuijpers,
zn. van Dionies Kuijpers (Arb. wnd Meerssen Steenstraat) en Elisabeth Leenders,
geb. te Boorsheim [België] op 12‑9‑1883,
Huisknecht, Koetsier wnd Limmel-Meerssen. Uit dit huwelijk 5 kinderen.
IVi. Caspar
Mommers,
zn. van Jan Jacobus Mommers
(IIId) (dagloner) en
Maria Catharina Paulissen,
geb. te Meerssen op 13‑3‑1837 (get: Ploum en
Ummels, akte 20), dagloner, tr. (resp. 33 en 22 jaar oud) te
Meerssen op 30‑6‑1870 (get: Bastings, Blommen,
Mesters en Hermans, akte 15) met Anna Maria
Paulissen,
dr. van Johan Willem Paulissen en
Maria Anna Berens,
geb. te Meerssen op 10‑4‑1848, dienstmeid, ovl.
(56 jaar oud) te Meerssen op 1‑8‑1904 (akte
62).
Uit dit huwelijk 10 kinderen:
1. Johannes Hubertus
Mommers, geb. te Meerssen op
31‑5‑1868, ovl. (84 jaar oud) te Meerssen op
30‑11‑1952, volgt Vq.
2. Maria Anna,
geb. te Limmel‑Meerssen op 26‑3‑1871 (get:
Mesters en Ruiters, akte 34).
3. Willem Hubert
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 5‑5‑1872,
volgt Vr.
4. Johannes Hubertus,
geb. te Limmel‑Meerssen op 5‑10‑1874 (get:
Mesters en Rouschop, akte 90), ovl. (12 jaar oud) te
Meerssen op 26‑4‑1887 (akte 30).
5. Maria Josephina
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 25‑10‑1876 (get:
Franssen en Crapels, akte 112), Naaister v/h Luik blg, tr. (resp. 22 en 34 jaar
oud) te Meerssen op 15‑7‑1899 (akte
19) met Jean Henri
Remacte,
zn. van Jean Francois Remacte en
Henriette Clox,
geb. te Luik [België] op 14‑7‑1865,
Sigarenmaker.
6. Johannes
Mommers, geb. te Limmel‑Meerssen op
15‑1‑1879, ovl. (80 jaar oud) te Eijgelshoven
op 7‑6‑1959, volgt Vs.
7. Pieter Hubert, geb. te
Limmel‑Meerssen op 22‑7‑1881 (get: Pieters en
Coumans. akte 65), ovl. (1 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 30‑11‑1882 (akte 58).
8. Martinus Johannes,
geb. te Limmel‑Meerssen op 8‑6‑1884 (get:
Jaspar en Schenk, akte 57), ovl. (2 jaar oud) te
Meerssen op 26‑4‑1887.
9. Maria Catharina,
geb. te Limmel‑Meerssen op 22‑12‑1886 (get:
Lemeer en Schouteten, akte 124), ovl. (5 maanden oud) te
Meerssen op 9‑6‑1887 (akte
59).
10. Hubertus Wilhelmus,
geb. te Limmel‑Meerssen op 2‑7‑1888 (get:
Lemmens en Lemeer, akte 77).
IVj.
Jan
Mommers,
zn. van Jan Jacobus Mommers
(IIId) (dagloner) en Maria Catharina Paulissen, geb. te
Limmel‑Meerssen op 22‑6‑1839 (get: Willems en
Volders, akte 85), Dagloner, tr. (resp. 25 en 20 jaar oud) te
Meerssen op 26‑4‑1865 (get: Widdershoven,
Hendriks, Rueters en Jacobs, akte 10) met Ida
Palmans,
dr. van Gerardus Palmans (Werkman
te Glons blg.) en Eva Sauvage,
geb. te Millen [België] op 23‑3‑1845.
Uit dit huwelijk 3 kinderen:
1. Pieter Willem
Mommers, geb. te Veldwezeld [België]
circa 1868, ovl. (ca. 85 jaar oud) te Maastricht
op 7‑2‑1953, volgt Vt.
2. Maria Anna Zepherina
Mommers,
geb. te Veldwezelt [België] op 26‑8‑1873, tr.
(hoogstens 41 jaar oud) (1) voor 1915, (gesch.) met
Antoine Louis Spelte,
tr. (resp. 41 en 35 jaar oud) (2) te Heerlen op
25‑3‑1915 (akte 12) met
Jean Joseph Dossin,
zn. van Jeanne Dossin,
geb. te Hermé [België] op 26‑10‑1879.
3.
Johannes Hubertus Josephus,
geb. te Valkenburg a/d Geul op 27‑12‑1903 (akte
47), ovl. (3 maanden oud) te
Valkenburg a/d Geul op 6‑4‑1904.
IVk. Gerardus
Pieter Mommers,
zn. van Jean Pierre Mommers
(IIIe) (dagloner,
landbouwer) en Johanna Maria Seegers (Zeegers),
geb. te Meerssen op 24‑5‑1841 (get: Delarue en
Beaumont, akte 63), dagloner, ovl. (78 jaar oud) te
Maastricht op 3‑3‑1920, tr. (beiden 24 jaar oud) te
Meerssen op 5‑1‑1866 (get: 3x Widdershoven en
Hendriks, akte 1) met Johanna Hubertina
Deckers,
dr. van Willem Deckers (Landbouwer wnd Weert-Meerssen) en Elisabeth Piel,
geb. te Gulpen op 19‑7‑1841.
Uit dit huwelijk 12 kinderen:
1. Maria Elisabeth Hubertina, geb.
te Weert‑Meerssen op 31‑5‑1866 (get: Lahaij
Muller, akte 47), ovl. (73 jaar oud) te Maastricht
op 25‑9‑1939 (akte 554).
2. Anna Maria
Mommers,
geb. te Weert‑Meerssen op 17‑10‑1867 (get:
Jacobs en Nassen, akte 85), ovl. (78 jaar oud) te
Maastricht op 20‑8‑1946 (akte 530), tr.
(22 jaar oud) te Maastricht op 30‑10‑1889 (akte
182) met Franciscus Hubertus Joseph
Detrie,
zn. van Andries Detrie en
Maria Gertrudis Oestermeijer, geb. te van Maastricht.
3.
Johanna Helena,
geb. te Weert‑Meerssen op 3‑4‑1870 (get: Lemeer
en Volders, akte 31), ovl. (2 maanden oud) te
Weert‑Meerssen op 20‑6‑1870 (akte 40).
4. Hubertus Pieter,
geb. te Weert‑Meerssen op 21‑9‑1871 (get:
Mesters en Hermans, akte 90), ovl. (4 maanden oud) te
Weert‑Meerssen op 3‑2‑1872 (akte 10).
5. Bartholomeus Hubertus,
geb. te Weert‑Meerssen op 10‑3‑1873 (get:
Mesters en Rouschop, akte 26).
6. Hubertina Christina,
geb. te Rothem‑Meerssen op 16‑10‑1875 (get:
Langhoor en Mesters, akte 100), ovl. (6 weken oud) te
Weert‑Meerssen op 1‑12‑1875 (akte 64).
7. Anna Barbara
Mommers, geb. te Limmel‑Meerssen op
3‑12‑1876 (get: Lemeer en VanKan, akte 125), ovl. (73 jaar oud) te
Maastricht op 27‑3‑1950 (akte
221), tr. (resp. 24 en 26 jaar oud) te
Maastricht op 2‑1‑1901 (akte 4) met
Johannes Hubertus Louis
Ruijters,
zn. van Clemens Ruijters en Ida Slangen,
geb. te Meerssen op 13‑5‑1874 (akte
43).
8. Maria Catharina,
geb. te Maastricht in 1879, ovl. (minder dan
één jaar oud) te Maastricht op 8‑9‑1879 (akte
574, oud 1 mnd).
9. Catharina Philomena,
geb. te Maastricht op 22‑11‑1880, ovl. (9
maanden oud) te Maastricht op 27‑8‑1881 (akte 538).
10. Catharina Hubertina
Mommers,
geb. te Maastricht op 22‑12‑1881 (akte
1051), ovl. (91 jaar oud) te Maastricht
op 23‑8‑1973, begr. te Maastricht
Oostermaas, tr. (resp. 36 en 31 jaar oud) te
Maastricht op 11‑1‑1918 (akte
20) met Petrus Johannes
Kemp,
zn. van Hubertus Kemp en
Maria Catharina Venne van der,
geb. te Maastricht op 1‑12‑1886, ovl. (80 jaar
oud) te Maastricht op 21‑7‑1967, begr. te
Maastricht Oostermaas
op 26‑7‑1967.
Afkomstig uit: Jaarboek van de Maatschappij der
Nederlandse Letterkunde te leiden 1971-1972, pag. 185-207.
PETRUS JOHANNES KEMP.
Maastricht 1 december 1886 -- Maastricht 21 juli 1967.
In 1959 stond Pierre Kemp aan het maartnummer van De Gids een achttal gedichten
af, waarvan het zesde aanving met de woorden als volgt:
Waar vroeger grootvader grootmoeder nam.
staat nu een tankwagen van de P.A.M.!.
Enig ander gegeven over zijn grootouders heeft Kemp nimmer uitgeleverd. Ofschoon
hij in het vriendschappelijke gesprek weinig terughoudendheid aan de dag legde
en doorgaans gretig inging op elke aan hem gestelde vraag, liet hij toch op een
opvallende manier verstek gaan zodra de vraagstelling zijn ouders, grootouders,
neven en nichten betrof. In dit geval ontweek hij zelfs een antwoord op de zich
onmiddellijk aandienende vraag naar de lokalisering van de betreffende
tankwagen. Over Kemps ouders, Hubertus Kemp en Maria Catharina van der Venne --
eenmaal genoemd in de aanhef van het op 5 april 1957 geschreven gedicht
'zeventig jaar later': 'Vader en moeder, wat hebt gij gedaan?' -- weten wij
intussen iets meer.1) Van de moeder: dat zij Kemp is komen te ontvallen op 20
december 1924 in de ouderdom van ruim zeventig jaar, van de vader: dat hij een
gespecialiseerd molenkapper was, die de maalstenen van de Maastrichtse
meelmolens prepareerde en onderhield. Later werd de vader drukker en decorateur
in de keramische industrie. In die kwaliteit bracht hij voor zijn zoontjes
Pierre en Mathias Hubertus (Maastricht 31 december 1890 -- Maastricht 7 augustus
1964) wel eens zogenaamde defecte prenten mee met voorstellingen van
Chrysanthemendrukken of pastorale scènes, die op Pierre's kinderlijke fantasie
veel indruk maakten. Maar dan leven we reeds omstreeks 1895 en is het alweer
vijf jaar geleden dat de familie Kemp van 1888-1890 woonachtig was te
Poppelsdorf, onder de rook van Bonn. Vader Kemp was daar een zeer gewaardeerde
werkkracht die men node naar Maastricht zag terugkeren en die men, na de
geboorte van Mathias, met allerlei aantrekkelijke voorstellen andermaal naar
Duitsland trachtte te lokken, ditmaal naar de Steingut- und Majolika Fabrik van
Haager, Hoerth und Co. te Zell am Harmersbach. Even leek de pater familias te
zwichten, maar zijn gehechtheid aan de stad van Sint Servaas zegevierde. Zijn
vroegere werkgever, die hem bij Haager gepousseerd had, kon alle begrip
opbrengen voor Kemps gebondenheid aan diens bakermat, al betreurde hij het nu
niet in staat te zijn het opgroeien van Kemps zoontje van nabij mee te maken. De
vierjarige Pierre had blijkbaar de harten van Frau und Herr Grentz gestolen.
Vertederd herinnerde het echtpaar zich Pierre's eerste dichtproeve, nadat hem
een ongelukje was overkomen:
Kaminusfein hoppoppop.
hat vannacht in 's Bett gepopt.
Deze ietwat drastische verzen en het al evenzeer vrijmoedige rijm zouden Kemp
zelf levenslang bijblijven. Een halve eeuw later overwoog hij nog ze onder te
brengen in het zevende gedicht van een Poppelsdorfer Suite, die uit twaalf
gedichten had moeten bestaan, maar het niet verder heeft gebracht dan 'Jongetje
van mijn oudste portret'2) en 'P.K.'s Rijnvaart':
Een kind vol gedichten.
leed haast van de boot in de lichten.
op de Rijn. Het had blauwe ogen.
en rood haar.
Nu is dat kind al zeventig jaar.3).
Was Kemp ter wereld gekomen in de Mariastraat, die uitziet op de Maas, in de
zomer van 1893 verhuisde de familie naar dat deel van de Maasoever dat in de
volksmond de Stenen Wal heet. Met tegenzin zal de jonge Kemp in 1897 dit adres
verlaten hebben, immers nu was het hem niet langer meer vergund om uit te kijken
op de Maas en te luisteren naar het ruisen van deze 'luie rivier' -- 'the lazy
Meuse', zoals Bernard Newman, die haar loop beschreef, haar noemde. Omstreeks
1898, na een korte woonachtigheid aan de toen nog zeer landelijke Meerssenerweg,
vestigde de familie zich Lage Barakken 5 te Wijk-Maastricht.
Toen Kemp in de zomer van 1900 de lagere school achter de rug had, wachtte hem
de allesbehalve gemakkelijke loopbaan van plateelschilder op de Société
Ceramique. De afstand tussen de directie van die fabriek en haar werknemers was
oneindig groot en bijgevolg voltrokken de incidentele contacten zich in een
sfeer van neerbuigendheid die te overheersend was dan dat ze iemand van die
heren op de gedachte had kunnen brengen, dat de loonlijst verrijkt was geworden
met een veertienjarige medewerker, die meer maarschalksstaven in zijn ransel
torste dan ooit zouden zijn weggelegd voor de leden van het directorium noch
voor die van de raad van commissarissen. Hun namen zijn verstoven als kaf in de
wind of leven in het gunstigste geval voort in de voetn van dissertaties die de
Maastrichtse aardewerkindustrie tot onderwerp hebben. De toekomstige biograaf
van Kemp kan die werkstukken straffeloos ongelezen laten, maar hij zal een
kaarsje moeten branden voor de directe bazen van de jonge Pierre, voor de
'meesters' Tilmans en Jacques Gidding. Tilmans, die gespecialiseerd was in het
schilderen van bouquetten op vazen, cachepots en dergelijke, droeg altijd de
Meditations poétiques van Lamartine in zijn schilderskiel bij zich en brevierde
daarin voordat de eigenlijke werktijd begon. Had hij een erg poëtische bui, dan
legde hij aan de nieuwe leerjongen de schoonheden uit van 'Le lac'. Jacques
Gidding, aan wie het beschilderen van het duurdere en meer artistieke
serviesgoed was voorbehouden, kon geen vrede nemen met Kemps hartgrondige hekel
aan al wat poëzie was. Die hekel hadden de Eerwaarde Broeders van de lagere
school er als het ware ingehamerd door hun leerlingen te overstelpen met Da
Costa, Schaepman en De Genestet, dichters die de jonge Kemp eenvoudig deden
griezelen. Gidding nu slaagde erin Kemp met de poëzie te verzoenen door hem
vertrouwd te maken met de oude Duitse volksliederen, waartegen- over de dichters
uit Kemps schoolboek nog ongunstiger gingen afsteken.
In 1905 liet Kemp zich inschrijven als leerling van de avondklas en van de, door
jhr. Robert Graafland geleide, zondagscursus van het Stadstekeninstituut, toen
gevestigd in de tot school gemetamorfoseerde Augustijnenkerk, pal tegenover
Kemps geboortehuis. Samen met Jan Gregoire en met Henri Jonas, die omstreeks
1908 Kemps aandacht zou vestigen op Gezelles Kleengedichtjes (wat weldra leidde
tot de aankoop van de veertiendelige uitgave van de Dichtwerken, 1903-1913),
schilderde en tekende Kemp van 1906-1911 onder Graaflands bezielende leiding.
In een brief van 8 juni 1956 heeft Kemp meegedeeld: 'Sedert ultimo 1908 kwam ik,
vooral na lezing van gedichten van Gezelle en Gorter, spoedig daarna uitgebreid
met lectuur van alle Europese landen, China, Japan en Perzië er toe, zelf
gedichten te schrijven. Maar naast deze gedichten bleef ik ook schilderen.' Het
waarschijnlijk niet eerste, maar wel als oudst bekende, gedicht van Pierre Kemp
is het sonnet 'Klokken', geschreven op 30 december 1909 en openbaar gemaakt op
23 maart 1910 in de rubriek Verzen van Limburgers, welke rubriek sedert 1908 om
de veertien dagen het licht zag in het dagblad De Limburger Koerier. 'Klokken'
verscheen daarin onder het pseudoniem Robert Ree, een nom de plume die was
samengesteld uit de voornaam van zijn leermeester in de schilder- kunst en uit
de ietwat gemaskeerde, tweede noot van de toonladder, want toen zowel als later
bleef de dichter zich een 'verloren componist' voelen. Hoofdredacteur Jacques
van Term accepteerde in 1910 nog drieentwintig gedichten van Kemp. Daaronder
bevond zich ook het op 8 september 1910 geschreven 'Wiegeliedje', dat als 'Nina,
opus 8' van Rob.Ree, getoonzet werd door Theodoor Senecaut, en dat op zondag 27
augustus 1911, buiten aanwezigheid van de dichter, door niet minder dan twintig
zangkoren werd uitgevoerd als een verplicht nummer in de derde afdeling van een
zangwedstrijd, uitgeschreven door Het Rozenknopje te Eindhoven.
In 1911 en 1912 kreeg Kemp nogmaals de gelegenheid om respectievelijk
eenentwintig en achttien gedichten in de Limburger Koerier te publiceren. De
zijns inziens beste gedichten uit deze reeks wist hij in januari 1913 opgenomen
te krijgen in een 'echt' literair tijdschrift, Dietsche Warande en Belfort, te
weten: 'Idealen' (geschr.24.2.1911), het 'Lied der sterren' (23.8.1911), 'Eigen
licht' (22.9.1911) en 'Hemelvaart der liefde' (14.10.1912). De twee laatste
gedichten zou hij in 1914 bundelen in Het wondere lied.
Het jaar 1913 mocht dan wel literair goed begonnen zijn, het zou toch poëtisch
zowat het minst productieve levensjaar worden. In latere jaren sprak Kemp over
1913 steeds als over zijn schilderjaar. Dat hij zich nu onbekommerd kon
overgeven aan de schilderkunst, ja, dat hij zelfs in staat werd gesteld om op 28
februari 1913 voorgoed de keramische industrie te verlaten, dankte hij
uitsluitend aan de Jezuïetenpater Jos.van Well (1866-1943). Deze van nature
snel, zo niet overijld, enthousiaste rector van het retraitehuis Manresa te
Venlo, kreeg enkele van Kemps schetsen in waterverf en krijt onder ogen en wist
terstond dat hij een uitermate veelbelovend schilder had ontdekt. Van Well liet
zich dit niet uit zijn hoofd praten, ook niet door Kemp zelf, die tamelijk
sceptisch stond tegenover zijn eigen kunnen maar die tenslotte, zij het zwakjes
tegenstribbelend, Pater van Well liet begaan. Aan halve maatregelen had Van Well
een uitgesproken hekel. Eerst onderwierp hij Jan Toorop en Theo Molkenboer aan
een confrontatie met het schilderkunstige werk van Kemp. Toen de uitslag daarvan
luidde dat de heren veel potentiële aanleg in Kemp ontdekten, maar nog geen
beheersing van de techniek, werd dit door Van Well uitgelegd als een krachtige
bevestiging van zijn eigen volstrekte zekerheid. In de kortste keren
mobiliseerde hij de margarinefabrikant Anton Jurgens, de Eindhovense
sigarenfabrikant Frans van Gardinge, de Brabantse industriëlen Eras en Van Thiel
om de nodige armslag te verkrijgen die het Kemp mogelijk zou maken een jaar lang
in alle rust te werken. Toen na dit proefjaar een onafhankelijke jury oordeelde
dat in Pierre Kemp weinig of geen schilderstalent te bespeuren viel, bracht deze
jury Van Well niet aan het wankelen, temeer niet nu die vernietigende uitspraak
ca. samenviel met Van Wells tweede en belangrijkste ontdekking: dat er in
Pierre Kemp een ongewoon groot dichterlijk talent schuilging.
Pater van Well liet er ook thans geen gras over groeien. Met bekwame spoed werd,
onder de titel Het wondere lied, uit Kemps productie over de jaren 1911-1913 een
keuze gemaakt, die voorzien van een inleiding door Van Well en een inleidend
gedicht door Felix Rutten, 'Aan den zanger van Het wondere lied', in 1914 te
Heerlen het licht zag, met een door de dichter zelf ontworpen vignet,
verkrijgbaar a raison van een gulden. Dat de bundel, die kon bogen op een oplage
van 900 exemplaren, binnen een jaar geheel was uitverkocht, was weer vooral te
danken aan Van Well. Op zondag 24 mei 1914 sprak deze immer glunder uit zijn
ogen blikkende man in de concertzaal van Eindhoven's Mannenkoor de jaarlijkse
algemene vergadering toe van de Vereniging voor Onderwijzeressen in het Bisdom
's-Hertogenbosch. Pierre Kemp werd bij die gelegenheid geprezen als 'een groot,
een Godbegenadigd dichter, die met zijn schoonen geest tot de starren draaft en
Vondel naar de kroon steekt.' Voorts werd Kemp uitgeroepen tot 'de Hollandsche
Shelley, de Katholieke Perk', maar 'van grooter zingende zoetheid en vloeiender
taalrythme' dan de dichter van de Mathilde-krans. Op woensdagavond 25 juni 1914
herhaalde Van Well zijn speech nagenoeg geheel voor de plaatselijke afdeling van
de Bond Jong Limburg te Weert. Hij zal beseft hebben dat hij bij dit jeugdiger
en minder geavanceerde publiek niet kon komen aandragen met Shelley noch met
Perk, en misschien zelfs niet eens met Vondel. Deze passage liet hij dan ook
vervallen om in plaats daarvan uit te wijden over 'een nieuw ontdekt Limburgs
genie'.4).
De 'Katholieke Perk' hield onder zo'n overmaat aan lofspraak het hoofd
bewonderenswaardig koel. Hij moest trouwens alle zeilen van het praktische
vernuft bijzetten en tenslotte een advocaat in de arm nemen om aan zijn uitgever
de uitbetaling af te dwingen van het batig saldo van fl.227,82½ Pater van Well
dat alle uitgevers als schooiers en schobbejakken aangemerkt moesten worden,
legde bij Kemp de grondslag voor een bijna neurotische vormen aannemend
wantrouwen tegenover welke uitgever dan ook. Eerst in de vijftiger jaren slaagde
de Amsterdamse uitgever G.A.van Oorschot er in Kemp van deze neurose te
bevrijden.
Intussen had de onvermoeibare promotor van Kemp weer nieuwe pijlen op zijn boog.
De toenmalige hoofdredacteur van het dagblad De Tijd, Alphons Laudy, zelf van
huis uit een Limburgs schrijver en dichter, werd door Van Well gewonnen voor
diens nieuwste denkbeeld: aan Kemp de mogelijkheid te verschaffen van een
journalistieke carrière bij De Tijd. In maart 1915 vertrok Kemp naar Amsterdam,
stad die hij in 1913 voor het eerst had bezocht samen met de kunsthandelaar
Arnold van de Laar en de beeldhouwer Gerard Hoppe. Nu, in 1915, kwam hij in
pension bij de Broeders van Barmhartigheid van Sint Joannes de Deo, op de
Keizersgracht. Daar resideerde ook Pater Emile Fleerackers, die aan Kemp een
solide kennis van de Franse grammatica bijbracht, waardoor hem de toegang
ontsloten werd tot zijn latere favoriete dichters: Francis Jammes, Verlaine en
Mallarme. Daarnaast introduceerde Kemps nieuwgewonnen collega Matthijs Vermeulen
hem in het Amsterdamse concertleven, zodat Kemp voorgoed zijn hart verloor aan
de muziek van de Franse impressionistische componisten: Fauré, Ravel, Debussy,
Duparc en Roussel. Aan De Tijd droeg Kemp voornamelijk boekbeoordelingen bij en
verslagen van culturele evenementen. Ook mocht hij er in schrijven over de
voorjaarstentoonstelling van Arti et Amicitia, over een Tooropexpositie, over de
Hollandsche Kunstenaarskring, over Sint Lucas en De Onafhankelijken. In december
1915 kwam er aan de Amsterdamse periode een voortijdig einde. Overmand door
heimwee naar Maastricht, zei Kemp Amsterdam en de journalistiek voorgoed
vaarwel, al zou hij incidenteel nog wel eens aan De Tijd bijdragen.
In april 1916 verbleef Kemp een week of drie in de toren van het kasteel van
Elsloo, waar hij de schilder Antoon van Welie leerde kennen die hem bij Louis
Couperus wilde introduceren. In die landelijke omgeving werkte hij verder aan
zijn in 1915 begonnen lyrisch epos De tocht, dat vooral naar voorbeeld van
Dantes Commedia geschreven werd en dat Kemp zelf wel zijn Divina Commedia
Kempesca noemde.5) Maar dit epos, dat trouwens nooit voltooid werd, zou niet
kunnen voorzien in het toch ook noodzakelijke brood op de plank. Daarop kon
alleen een betrekking uitzicht openen: Kemp werd administratief employé bij de
Société des Carbonages Réunis Laura et Vereeniging te Eygelshoven. Tot aan zijn
pensionering op 1 januari 1945 -- begonnen als bediende op het loonbureau en
geëindigd als chef daarvan -- zou Kemp als ambtenaar werkzaam blijven.
In 1916 verscheen een tweede dichtbundel, De bruid der onbekende zee en andere
gedichten.6) Ook nu manifesteerde zich bij Kemp een zeker flegma, ditmaal
tegenover de weinig gunstige ontvangst van een verzenboek dat hij zelf, terecht,
veel hoger aansloeg dan Het wondere lied en dat hij zelfs in het voorjaar van
1945 nog eens bewerken zou met het oog op een eventuele herdruk. Dat nu ook Van
Wells enthousiasme aanzienlijk getemperd bleek, heeft zeker bijgedragen tot
Kemps zich weldra distancieren van zijn vroegere mentor, die hem ook gevoelig
raakte door ronduit te verklaren dat hij sceptisch bleef staan tegenover Kemps
Danteske epos, waarvan een zekere eentonigheid en eenvormigheid van opbouw hem
soms alleen maar vermocht te vervelen.
Op 11 januari 1918 trad Kemp in het huwelijk met Hubertina Catharina Mommers.
Het echtpaar dat op 29 oktober 1918 de eerste van drie zonen kon verwelkomen,
vestigde zich weldra Wijker Grachtstraat 10 C. Kemp kon op dat tijdstip terug
zien op tal van literaire en ook louter publicistische activiteiten. Sinds 1917
werkte hij onder de schuilnamen J.Umbo en X.Y.Z. mee aan een periodiek dat De
Roskam heette, terwijl hij in Het Zuiden allerlei sagen en volksverhalen
navertelde, die hij in 1925 zou bundelen in het Limburgs sagenboek. Ook had hij
in 1917 nog eenmaal Maastricht verlaten om, samen met de componist Hendrik
Andriessen, op 3 juni van dat jaar voor de eerste en tevens laatste maal Den
Haag aan te doen en daar een matinee bij te wonen in de Zangacademie van
Cornélie van Zanten (1855-1946), die Andriessen had aangezocht een opera te
componeren op een tekst van Pierre Kemp. Bella Palla in lijfelijke gedaante te
mogen ontmoeten en haar zowel de aria uit Acis und Galathea van Georg Friedrich
Handel als die uit Euryanthe van Carl Maria von Weber te horen zingen, bleef
onbetwist het stralende hoogtepunt van deze Haagse séjour. Nadien zou de
zangeres Kemp de boeken verschaffen die het hem mogelijk maakten Dante in het
Italiaans te lezen.
In het laatste jaar van de eerste wereldoorlog en het daarop volgende was Kemp
niet alleen gaan meewerken aan het weekblad De Nieuwe Eeuw (incidenteel onder de
schuilnaam Pierre de Contramine), maar ook aan bladen als de Katholieke
Illustratie en de Roomsche Jeugd. Daarnaast had hij een optisch kleurenorgel,
een samenspel van kleuren, lampen en lenzen bedacht, waarvan de Nijmeegse
natuurkundige dr.J.Kramers SJ de uitvoering niet onmogelijk achtte, ware het
niet dat de tijdsomstandigheden het niet doenlijk maakten de voor dit apparaat
benodigde lenzen en lampen uit Duitsland te betrekken.
Tussen 1919 en 1929, het jaar van Kemps tweede debuut, werd allerminst
stilgezeten, maar integendeel gewerkt dat de stukken eraf vlogen. Behalve in de
reeds genoemde periodieken verschenen nu ook bijdragen in de door Gerard Brom
geredigeerde Beiaard, in bladen als Het Getij, Limburgs Leven, Kunst in Limburg,
De Vrije Bladen en Roeping. Maar ook in de Letterkundige Almanak Erts en in het
Eucharistisch Congresboek, en al evenzeer in de Nieuwe Venlosche Courant en in
nog niet door ons gedetermineerde bladen als Mei en Kakatoe. Uit al deze
bijdragen, met de registrering waarvan de Kempbibliografie haar handen meer dan
vol zal krijgen, stelde de dichter tussen 1925 en 1929 niet minder dan drie
bundels samen, te weten Tirara Parau en andere gedichten (tussen welke bundel en
de in 1928 verschenen Carmina Matrimonialia Kemp een zekere samenhang
onderkende), voorts een bundel die voorzien werd van een aan de Apocalypsis
Beati Joannis Apostoli I, 12 ontleende titel En ik wendde mij om om de stem te
zien die tot mij sprak, welke bundel geheel in de lijn lag van de
expressionistische Godslyriek, wat ook tot uiting kwam in de alternatieve titel
Credo in unum Deum, en tenslotte een bundel Recitatieven, voornamelijk
geschreven in een opvallend en juist iets te nadrukkelijk door het werk van
Rabindranath Tagore beïnvloed rhytmisch proza. Geen van deze bundels kreeg Kemp
uitgegeven, een lot dat zij deelden met het van circa 1924 daterende toneelstuk
De praeceptor en met de beide prozaverhalen De jonge delver en het dansende
meisje en De koning met het vrouwengezicht, van welk laatste verhaal een
oerstaat uit 1918 bewaard bleef. Een samen met zijn broer Mathias begonnen
mijnwerkersroman, De ci-devants van Birkemig, bracht het niet verder dan een
fragmentarische publicatie in Roeping, welk tijdschrift zich in 1929 ook over
het toneelspel Vastenavond ontfermde, nadat Louis Saalborn in maart 1928 dit
stuk geweigerd had voor het Nieuwe Nederlandsch Tooneel.
Op 25 maart 1921 was Kemp toegetreden tot de Algemeene R.K.
Kunstenaarsvereeniging. Dit lidmaatschap bracht voor de, in die jaren vaak op
het pijnlijke af, scrupuleuze man met zich mee dat hij in een voortdurende
beduchtheid leefde van toch vooral niets te schrijven dat mogelijkerwijs zou
kunnen indruisen tegen de onaantastbare en niet de geringste afwijking gedogende
normen waaraan de bestuurders van deze artistenclub, althans in de opvatting van
Kemp, ongetwijfeld dag en nacht bezig waren zich te conformeren. Dat Anton van
Duinkerken in 1928 spontaan met Kemp samenspande om juist zoveel en juist die
Carmina Matrimonialia in Roeping op te nemen die de moralistisch-waakzame lezers
van dat maandblad niet al te veel kans zouden geven om er een steen des
aanstoots in te zoeken,7) had de burger in Kemp moed gegeven. Opvallend is in
elk geval dat zijn tweede debuut vrijwel samenviel met de opzegging van zijn
lidmaatschap. De heren bestuurderen kregen, vanuit Kemps toenmalige woning aan
de St. Maartenslaan 37, in 1929 te vernemen dat het voor alle kunst, de
Rooms-Katholieke niet uitgezonderd, wenselijk is dat de kunstenaar zijn eigen
autonomie bewaart en niet met behulp van een collectiviteit, en in
afhankelijkheid daarvan, omziet naar een goede pers, beloningen in geld of
eretekens. Op schilderkunstig gebied lag de situatie geheel anders. Vandaar dat
Kemp de opzegging van het ene lidmaatschap onmiddellijk liet volgen door de
toetreding tot een nieuw gezelschap: de Limburgsche Kunstkring, waarvan hij tot
1935 lid zou blijven. Op de tentoonstelling van de werkende leden van deze kring
was hij in november-december 1929 met twaalf werken vertegenwoordigd. Tussen
1929 en 1 augustus 1936, dat waarop hij definitief een punt achter zijn
schilderwerk zou zetten, en zelfs zijn penselen en tubes verf zou verkopen, was
hij (na op de Maastrichtse tentoonstelling in juli 1930 sterk de aandacht te
hebben getrokken met Zielen en sigaretten en met de Aangeschoten fluitist in de
maneschijn) ook met werk aanwezig op tentoonstellingen te Haarlem (1930),
Nijmegen (1933), Maastricht (1933), Den Haag (1934) en Maastricht (1934). Die
laatste maal exposeerde Kemp enkel en alleen De bekoring van de zesde Augustus
1934. In 1959 zou hij er ons mee bedenken op onze huwelijksdag.
Toen wij 1929 tot tweemaal toe het jaar van Kemps tweede debuut noemden,
riskeerden wij de opwerping dat dit tweede debuut toch veelal geacht wordt samen
te vallen met het begin van Kemps medewerking aan het maandblad De Gemeenschap.
Inderdaad bracht het aprilnummer van 1927 Kemps eerste bijdrage, waarover een
anonymus in het dagblad De Tijd van 14 mei 1927 zich honend zou uitlaten:
'Pierre Kemp's hartstochtelijk Nachtverlangen zal wegens de sexuele
landschapsvisie Prof. Freud's discipelen groot genoegen doen.'.
De heeren torens hebben mij vannacht gegroet!.
De maan vloog blank en breed. De lucht was goed.
als groen likeur groot over 't dal verzaamd.
Er klonk een ruime klank, ook klok genaamd.
De blauwe dijen van de huizen blonken.
De ronde borsten van de bruggen zonken.
Er zwol een naam uit iedere stratenvouw.
mijn zoekende oogen langs. Die naam was: Vrouw!.
Kemp zelf echter wilde, althans in zijn laatste levensjaren, dit tweede debuut
nadrukkelijk laten beginnen met 'Verbascum', dat in 1929 in De Gemeenschap
verscheen. Misschien verwisselde hij in zijn herinnering 'de heeren torens' met
de vol gouden torens staande dalen, waarvan de eerste regel van 'Verbascum'
gewaagt. Wat hiervan ook zij, oneindig belangrijker is dat Kemp van nu af aan
tot 1942 toe in De Gemeenschap de moe gelijkheid kreeg om met grote regelmaat
zijn 'kleengedichten' openbaar te maken, al werd er ook heel wat ingezonden
poëzie geretourneerd, doorgaans niet omdat 't Kemps gedichten zou schorten aan
kwaliteit, maar omdat de redactie moeilijkheden voorzag, hetzij bij de lezers,
hetzij bij de censor. Toen Kemp in april 1934 voor de eerste maal vierentachtig
van deze fascinerende gedichten bundelde onder de titel Stabielen en passanten,
ditmaal in een bescheiden oplage van 125 exemplaren, was de bijval verre van
gering, maar het grote publiek bij lange na niet bereikt. In 1938 volgde
andermaal een bundeling uit de Gemeenschap met daaraan toegevoegd drie gedichten
die verschenen waren in het letterkundig jaarboek Kristal. Deze bundel,
Fugitieven en constanten, had hetzelfde uiterlijke voorkomen als dat van zijn
voorganger, met inbegrip ook van het principe van de alfabetische ordening der
gedichten naar hun titel, een principe waaraan Kemp levenslang trouw zou
blijven.9).
De opgetogen bespreking door Ed.Hoornik, die in januari 1939 in Groot Nederland
verscheen, bracht Kemp er vanzelf toe ook dat tijdschrift met zijn bijdragen te
bedenken. In de vijftiger jaren werd er in het Noord- en Zuidnederlandse
taalgebied tenslotte nauwelijks nog een letterkundig maandblad aangetroffen dat
het zonder jaarlijks een of meer reeksen gedichten van Kemp had kunnen noch
willen stellen. Naar waarheid kon Karel Meeuwesse in 1957 Kemp een machinist
noemen: 'de wonderlijke machinist van die lange kleurige trein van
kleengedichten, die vanuit het zuiden van Limburg het station der
bovenmoerdijkse dichtkunst binnenstoomde.'10) Meer dan een generatie maakte zich
op om die machinist en zijn trein feestelijk binnen te halen: Anthonie Donker,
Jan Engelman, Victor E.van Vriesland, A.Roland Holst, Simon Vestdijk, Bertus
Aafjes, C.J.Kelk, Maurits Mok, Gabriël Smit, Carel Dinaux, Adrie aan Morriën,
Gerrit Achterberg, A.Marja, Nol Gregoor, Bert Voeten, C.Bittremieux,11) James
Holmes, Dolf Verspoor, Adriaan de Roover,12) Jan Elemans, Jan Hanlo, Paul
Rodenko,13) Lucebert en Hans Andreus, om -- zeer onvolledig -- wat namen van
confetti strooiende kunstbroeders te noemen.
Eerst in 1940, met de publicatie van de bundel Transitieven en immobielen,
ditmaal in de befaamd geworden Helikonereeks van A.A.M.Stols, van huis uit
eveneens Maastrichtenaar, kon Kemp een groter publiek bereiken. Hij dankte dit,
ook volgens zijn eigen opvatting, toch wel in eerste instantie aan Simon
Vestdijk, die op 21 juni 1938 Kemp in een brief complimenteerde met diens
Fugitieven en constanten, en die in de NRC van 18 oktober 1940, onder de titel
'Spel en mystiek', de volle maat van zijn bewondering zou gunnen aan de
Transitieven en immobielen. Niet alleen nam Vestdijk deze bespreking op in het
tweede deel van Muiterij tegen het etmaal, maar hij gaf haar ook een plaats in
een bloemlezing uit zijn essays, die in 1957 het licht zag onder de titel Kunst
en droom.14) Kemp zelf legde, waarschijnlijk niet ten onrechte, een rechtstreeks
verband tussen Vestdijks waardering van zijn poëzie en de opname daarvan, ten
langen leste, in de in 1941 verschenen veertiende druk van Dichters van dezen
tijd.
Een opsomming van Kemps publicaties van na de tweede wereldoorlog kan de lezer
aantreffen in het hieronder volgende overzicht van de voornaamste geschriften.
Het hoogtepunt in die na-oorlogse productie was wel de bundel Engelse verfdoos,
verschenen bij gelegenheid van Kemps zeventigste verjaardag op 1 december 1956.
Twee jaar eerder was aan de dichter, sedert 1947 lid van de Maatschappij der
Nederlandsche Letterkunde, de eerste 'officiële' erkenning ten deel gevallen in
de vorm van de poëzieprijs van de Gemeente Amsterdam. In november 1956 kende de
Jan Campertstichting te Den Haag hem de Constantijn Huygensprijs toe voor zijn
gehele oeuvre. Terzelfdertijd werd Kemp Ridder in de Orde van Oranje Nassau,
kreeg hij een Liber Amicorum aangeboden waaraan niet minder dan negentig
bewonderaars, zowel letterkundigen als beeldende kunstenaars, hun medewerking
hadden verleend en vond er in het Maastrichtse Bonnefantenmuseum een aan Kemp
gewijde expositie plaats van onder meer een veertigtal van zijn panelen, die
feitelijk eerst nu onderkend werden als een schilderkunstig commentaar op zijn
gedichten. Heel wat terzake kundigen zijn sindsdien sterk gaan twijfelen aan de
competentie van de jury, die in 1913 de staf brak over Kemps schilderstalent,
een twijfel die nog toenam na het grote succes van een, dank zij de
bemoeienissen van Willem K.Coumans, in de zomer van 1966 te Brunssum gehouden
expositie van een dertigtal schilderijen van Pierre Kemp.
In februari 1959 achtte Kemp, blijkens de titel van zijn toen verschenen bundel,
de tijd aangebroken voor zijn Emeritaat. Had Paul Haimon in zijn bespreking van
de afdeling 'Famille Noire' uit de in 195 8 verschenen bundel Vijf families en
één poederblauw kunnen constateren dat, of schoon in deze reeks de Dood en de
Nacht als symbool de hoofdrol speelden, de schaduw van de grote nacht niettemin
werd opgevangen door een dichter die nog in een beste stemming verkeerde, in
Emeritaat viel nu toch wel duidelijk op dat Kemps jarental zich op gevoelige
wijze liet gelden en dat de dichter allengs zijn handen vol begon te krijgen aan
het relativeren door zelfironie, of door er een of andere compensatie voor te
zoeken, van de aan de senescentie nu eenmaal eigen ongemakken. Wie bereid was
met Kemp mee te spelen (en wie dat niet was kon beter uit zijn buurt blijven) en
met hem 1959 te beschouwen als werkelijk het eerste jaar van zijn emeritaat,
moest helaas ook constateren dat het begin daarvan allesbehalve gelukkig was. De
ernst van de Kemp sinds jaren teisterende oogkwaal nam toe en bracht zijn
produktie, die hij zorgvuldig administreerde, terug van 376 gedichten in 1958
tot 78 gedichten in 1959. Zijn tegen het einde van dat jaar vrijwel op de tast
geschreven gedichten kregen aangrijpende accenten. Toen wij hem op 9 december
bezochten en hij ons zoals gewoonlijk een aantal gedichten voorlegde bij de
ontcijfering waarvan zijn hele arsenaal loupes en vergrootglazen geen uitkomst
had kunnen bieden, begaf onze stem het enkele malen bij het moeizaam voorlezen
van onder andere een op 14 oktober geschreven gedicht:
Er komen muzieken uit de wanden.
rond mijn schrijftafel staan.
en strelen mijn rustende handen.
om toch mee te gaan.
Als ik straks moet leven zonder gezicht.
is het beter, dat ik nu al vertrek.
en de letters verder laat rusten. Want gek.
word ik toch zonder gedicht.
Onuitwisbaar zou ons het doffe gevoel van volstrekte hulpeloosheid bijblijven,
dat bezit van ons nam na de voorlezing van een op 25 oktober aangevangen maar
onvoltooid gebleven gedicht:
Straks als ik de zonnestofjes nog alleen.
kan horen.
in de harmonieuze stilte om mij heen.
en aan mijn oren.
twee kleine insecten beweren:
hij kan ons niet meer zien.
Onder deze omstandigheden kreeg de toekenning, in mei 1959, van de Staatsprijs
voor Letterkunde, de P.C.Hooftprijs, haast iets onwezenlijks, hoe ingenomen Kemp
er ook mee was. De Gemeente Maastricht begreep dat zij er nu echt niet nog
langer onderuit kon en nam dan ook op 19 september haar grote zoon goedgunstig
op in de rij van houders der stedelijke eremedaille. Op 14 november kon Kemp
zijn oudste zoon afvaardigen naar het Bonnefantenmuseum om daar voor zijn vader
de Culturele Prijs van de Provincie Limburg in ontvangst te nemen.
Een operatieve ingreep in maart 1960 zou Kemps productie weer met sprongen doen
stijgen. Toen hij, zoals gebruikelijk, op Oudejaarsavond de balans opmaakte, kon
hij terugblikken op 217 gedichten. Tot in 1966 toe bleef de productie schommelen
rond dit getal, ook al moest Kemp het op voorschrift van zijn geneesheer met het
dichtbedrijf kalmer aan doen. Met instemming volgde Kemp intussen de
verrichtingen van de inmiddels onder voorzitterschap van Fernand Lodewick 15)
opgerichte Pierre-Kemp-Stichting, die op 1 juli 1961 in de openbaarheid trad, de
bibliofiele uitgave van een zestal bundels realiseerde en in samenwerking met
het Nederlands Letterkundig Museum, bij gelegenheid van Kemps vijfenzeventigste
verjaardag, te Maastricht met de tentoonstelling Nieuws van de zwarte man een
beeld gaf van het werk en het leven van P.K. In 1962 werd deze tentoonstelling
achtereenvolgens te Tongeren en te Nijmegen ingericht. De P.K.-Stichting
verleende ook haar medewerking aan een door het Nederlands Letterkundig Museum
aan Pierre Kemp gewijd Prentenboek, het zevende deel in de reeks Schrijvers
Prentenboeken.
Kemp dichtte intussen onverdroten voort, zij het steeds veelvuldiger en
zorgwekkender gekweld door zijn afnemend gezichtsvermogen en door een
aaneenschakeling van kwalen en kwaaltjes. Zoveel hem doenlijk was werkte hij aan
de, toch nog onvoltooid gebleven, bundel De verloren componist. Nu hij niet
langer genieten kon van zijn exquise bibliotheek, zocht hij nog vaker dan
vroeger heul bij zijn al even uitzonderlijke discotheek. Zijn bezoekers bleef
hij verbazen door zijn ongemene eruditie, vrucht van een verbluffend uitgebreide
belezenheid in geschriften die over de meest uiteenlopende onderwerpen
handelden. Om daarvan toch enig idee te geven, vermelden wij een aantal van de
in september-oktober 1951 door Kemp gelezen boeken: Soula, Gloses sur Mallarmé
(1946); het Faurénumer van de Revue Musicale (1921); Hayden, Chats on Royal
Copenhagen porcelain (1918); Frobenius, Der Kopf als Schicksal (1924);
Wunderlich, Die Bedeutung der roten Farbe im Kultur der Griechen und Romer (1925
); Tilquin, La toile géométrique des araignées (1942, een boek van 536 pp.);
Charlton, The art of packaging (1942); Rein, Der Brunnen im Volksleben (1912).
In februari 1967 moest Kemp, naar hij hoopte tijdelijk, afscheid nemen van zijn
verzencahiers, zijn boeken en zijn platenverzameling en van zoveel anders dat
hem lief was in de Maastrichtse Turennestraat 21. Hij zou dit alles niet meer
terugzien. Opgenomen in het ziekenhuis Sint Annadal waar hij op zijn langdurig
maar gelukkig nagenoeg pijnloos ziekbed nog -- kort voor zijn overbrenging naar
Calvariënberg -- van Ridder tot Officier in de Orde van Oranje Nassau bevorderd
werd, overleed hij op vrijdag 21 juli 1967. Op 26 juli werd hij begraven op het
R.K.kerkhof Oostermaas. Het tijdens de Mis van Requiem in de Sint Martinuskerk
te Wijk-Maastricht uitgereikte gedachtenisprentje bevatte de tekst van een
gedicht uit de bundel Transitieven en immobielen:
Mijn Dood, zijt gij een zwart persoon?.
Zult gij mij vinden bij mijn boeken.
als ik nog steeds de zin van de toon.
en de kleur van het leven zit te zoeken?.
Mijn Dood, soms denk ik, hoe ziet gij uit.
en wordt mij de dag met de nacht geruit.
eer ik doorsta de korte schrik.
van overgang in een veranderd ik?.
Wat er ook komt, of ik in het klein.
zal schouwen God, of in het groot.
Mijn Dood, zult gij niet eenvoudig zijn.
als mijn lichaam mijn ziel straks uit zich stoot?.
HARRY G.M.PRICK.
VOORNAAMSTE GESCHRIFTEN.
Voor de beschrijving van de tussen 1911 en 1961 afzonderlijk verschenen werken
van Pierre Kemp verwijzen wij naar het kaartsysteem van de Documentatiedienst
van het Nederlands Letterkundig Museum, onder aantekening dat wij uit de periode
1911-61 nogmaals de afzonderlijk verschenen werken vermelden, wanneer daarvan na
1961 een herdruk verschenen is. Nina, verschenen in 1911, werd opgenomen omdat
de beschrijving door de Documentatiedienst destijds niet op autopsie kon
berusten; de in 1925 verschenen Feest-cantate werd opgenomen omdat het bestaan
daarvan tot dusver onbekend was gebleven.
'Mijn bibliografie is mijn hobby, hoe meer titels hoe liever het me is', zo
luidt een binnen Kemps vriendenkring allengs gevleugelde uitspraak. De ons
vergunde ruimte maakte het niet mogelijk een volledige bibliografie over de
periode 1911-1928 samen te stellen. Vanaf 1929 is echter naar volledigheid
gestreefd, op grond van de overweging dat in dat jaar Kemps tweede debuut
aanvangt, dat wil zeggen dat hij zich dan overwegend gaat uiten in de hem het
meest liggende vorm van zijn korte verzen, zijn 'kleine liederen', waarin hij
van meet af aan zou excelleren en waarin hij onze literatuur heeft verrijkt met
een even persoonlijk als oorspronkelijk geluid.16).
Nina. Eindhoven, Chr.Schäfer & Co, 1911 (woorden van Rob. Ree; muziek van Theod.
Senecaut).
Feest-cantate opgedragen aan den hoogedelgestrengen heer Raymond Pierre,
Directeur-generaal der Steenkoolmijnen 'Laura en Vereeniging, en uitgevoerd door
de zangvereeniging 'Mijn Laura, ter gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum.
Kerkrade, N.V. De Zuid-Limburger, 1925 (woorden van P.Kemp; muziek van F.Scheren).
Limburgs Sagenboek. Maastricht, Gebrs. Van Aelst, 1925. (tweede druk, met een
inleiding door Frans van Oldenburg Ermke, Maastricht, Leiter-Nijpels, 1969).
Hemelvaart in Roeping, Sept.1925, p.568-577.
Zonsondergang en Wijding in Letterkundige Almanak Erts, Amsterdam, 1926,
p.103-105.
Het nieuwe goudland. Fragment uit: De ci-devants van Birkemig in Roeping, dec.
1926, p.81-91 (samen met Mathias Kemp).
Het ontstaan der ci-devants. Fragment uit: De ci-devants van Birkemig in
Roeping, jan.1927, p.118-124 (samen met Mathias Kemp).
Nachtverlangen in De Gemeenschap, speciaal nummer voor Noord- en
Zuid-Nederlandsche poëzie, april 1927, p.11.
Carmina Matrimonialia in De Gemeenschap, 1928, p.300-303.
Stilte en Sluitingsuur in De Gemeenschap, 1928, p.350-351.
Alleenstaand huis en Verbascum in De Gemeenschap, 1929, p.85 en p.248.
Vastenavond in Roeping, mei 1929, p.375-386 en juni 1929, p.442-449
(toneelspel).
Wie wiegt me weg? en Orgel in Letterkundig jaarboek Erts, Amsterdam, 1930, p.51.
De Gemeenschap, 1930, p.411 (3 gedichten); p.432(2).
Coriovallum in De Gemeenschap, 1930, p.440-441 (proza).
De Gemeenschap, 1931, p.235 (4 gedichten); p.300-301(6) p.356-357(7); p.439(2).
De Gemeenschap, 1932, p.65-66(5 gedichten); p.210-213(9); 286-288(11); p.408(4);
p.448-449(6); p.516(1).
De Gemeenschap, 1933, p.87 (3 gedichten); p.318(4); p.389(4); p.553-554(7).
De Gemeenschap, 1934, p.106-107 (6 gedichten); p.370(3); p.469-470(5); p.518(3);
p.707 708(6); 758 759(6); p.937 939(10).
De Gemeenschap, 1935, p.281-282 (6 gedichten); p.702-703(6).
Droogte en Slaap in De Nedermaas, aug.-sept.1935, p.8 en 10.
Zoo en Voorwinter in De Nedermaas, okt.1936, p.23 en 27.
Kerk in De Nedermaas, dec.1936, p.66.
De Gemeenschap, 1936, p.310-313 (11 gedichten); p.352-353(6); p.514-515(5).
Grondwerk in De Nedermaas, jan.1937, p.84.
De Gemeenschap, 1937, p.73-75 (8 gedichten); p.155-156(5); p.296-297(6); p.420-
424(16).
De Gemeenschap, 1938, p.66-68 (6 gedichten); p.552-553(5).
De Gemeenschap, 1939, p.258-261 (11 gedichten); p.448(1); p.495-496(4).Groot
Nederland, nov.1939, p.459-460 (8 gedichten).
Criterium, juni 1940, p.262 (3 gedichten).
Groot Nederland, juli 1940, p.596-599 (12 gedichten).
Criterium, okt.1940, p.642-646 (13 gedichten).
De Gemeenschap, 1940, p.15-17 (5 gedichten); p.163-165(11); p.252-253(6);
441-445(4); p-637-641(13)-.
De Gemeenschap, 1941, p.55-56 (4 gedichten); p.128(1); p.273-276(10).
Criterium, jan.1941, p.45-47 (6 gedichten).
Criterium, mei 1941, p.356-357 (5 gedichten).
Criterium, okt.-nov.1941, p. 619-621 (7 gedichten).
Groot Nederland, nov.1941, p.321-324(12 gedichten).
Dienend plastiekje en Klokken in Nieuwe Rotterdamsche Courant, 3 mei 1942.
Tourismen. februari 1943 (typogram; eenendertig vierregelige strofen).
Oude en nieuwe steenen in Advertentieblad voor Limburg, 15 nov. 1944 (proza).
Postzegels, gevelsteenen en peperkoek in Advertentieblad voor Limburg, 5 jan.
1945 (proza).
Ravel en Zuid-Limburg in Advertentieblad voor Limburg, 13 jan. 1945 (proza).
Rimbaud, het Advertentieblad en ik in Advertentieblad voor Limburg, 15 sept.1945
(proza)-.
Muzikale vooruitzichten in Advertentieblad voor Limburg, 10 nov.1945 (proza).
Vernieuwing in De Groene Amsterdammer, 24 nov. 1945 (ook in Vrij Nederland, 2
febr.1946).
Ad Interim, jan.1946, p.27-30 (3 gedichten).
Onrustige gebeenten in Advertentieblad voor Limburg, 2 febr.1946 (proza).
Ad Interim, juli-aug.1946, p.333-336 (4 gedichten).
Criterium, juli-aug.1946, p.514-517 (11 gedichten).
Pacific in Ad Interim, okt. 1946, p.437-457.
Criterium, nov.1946, p.721-722 (4 gedichten).
Tegenprestatie en Sleep en Zon in De Nieuwe Eeuw, 23 nov. 1946.
Dat in Jaarboek 1946 van de Nederlandsche Letteren. Amsterdam 1946.
Woord, kleur en inspiratie in Advertentieblad voor Limburg, 4 jan. 1947 (proza;
in gewijzigde vorm herdrukt in De Gids, april 1955).
Ad Interim, mei 1947, p.162-171 (9 gedichten).
Criterium, juni 1947, p.358-360(9 gedichten).
Requiem. (aan dit lange gedicht werkte Kemp van 12 mei 1947 tot 26 mei 1948. De
aangrijpende inhoud beantwoordt volledig aan het, aan dit gedicht meegegeven,
motto van Giacomo Leopardi 'E funesto a chi nasce il di natale'. Onder zijn
vrienden verspreidde Kemp een 'prae-definitief, typogram van 20 bladen).
Ei voor Turkoois. (typogram; elf gedichten; waarsch. 1948).
Ad Interim, sept.-okt.1948, p.313-319 (6 gedichten).
Criterium, okt.1948, p.561-564 (4 gedichten).
Ad Interim, januari 1949, p.20-22 (3 gedichten).
Ad Interim, maart 1949, p.65-66 (4 gedichten).
Rustling in Adam.International Review 17, vol. 196, juli 1949, p.25 (Geruis;
vertaald door Kathleen Nott).
[Veertien] études op het laatste thema van de mens. [aug.1949] (als typogram
verspreid rond Allerzielen 1949; het eerste gedicht, Overgang, en het tiende
gedicht, Voor een laatste ruit, verschenen respectievelijk in De Gids, juni
1950, p.422 en ibid, nov. 1950, p.352).
De Gids, juni 1950, p.422-423 (4 gedichten).
De Gids, nov.1950, p.352 (1 gedicht).
De Gids, maart 1951, p.187 (1 gedicht).
Roeping, nov.195 1, p.12-15(8 gedichten).
De Gids, febr.1952, p.94-96 (5 gedichten).
Tekens aan het wereldruim in Schrijversalmanak voor het jaar 1953, Amsterdam,
1952, p-51.
Roeping, maart 1952, p.173-174 (3 gedichten).
De Gids, april 1952, p.276-277 (4 gedichten).
Confection en Question en Température in La Pipe en Ecume, Cahiers no.18 en 19,
1952, p.8 (traduction J.C.).
Roeping, augustus 1953, p.491-494 (12 gedichten).
Maatstaf, dec.1953, p.559-563 (5 gedichten).
De Gids, febr. 1954, p.107-109 (5 gedichten).
Maatstaf, maart 1954, p.784-785 (6 gedichten).
Tuin-Suite voor Mevrouw en mijnheer Dr. Tijdens. 'Peter and the Wolf' indachtig.
Maastricht, 5 maart 1954 (typogram; acht gedichten).
Vandaag, april 1954, p.14-16 (8 gedichten).
Oosters à la manière d'Angelus Persiacus (Aboel-Ghazi Soeltaan Hosaïn indachtig)
door Diabolus a K.mp.s. mei 1954 (typogram; dertien vierregelige strofen).
Petite Suite pour Marguerite. mei 1954 (typogram; tien gedichten).
De Gids, juni 1954, p.338-339 (4 gedichten).
Suite van de dronken brug in Maatstaf, juli-aug.1954, p.274-280.
De Gids, okt.1954, p.233-235 (6 gedichten).
De namiddag van een stille katholiek in Maatstaf, nov.1954, p.533-556 (herdrukt
in Au pays du Tendre Mosan. Amsterdam 1961).
Uit het etmaal van een stille fontein. Aan Dr.B.C.J.van der Meer. Nov. 19 54.
De Gids, dec.1954, p.400-403 (9 gedichten).
Berisping op de daken in De Tijd, 4 dec.1954.
Kleine Suite over bloemmotieven in Schrijversalmanak voor het jaar 1955,
Amsterdam 1954, p.103-105.
Elegie om het verlies van Amaranth in Maatstaf, maart 1955, p.833-842. (herdrukt
in Au pays du Tendre Mosan, Amsterdam 1961, onder de oorspronkelijke titel
Elegie om het verlies van 10 kilo sex-appeal).
De Vlaamse Gids, april 1955, p.217-218 (6 gedichten).
Woord, kleur en inspiratie in De Gids, april 1955, p.247-261 (proza).
Prinsessen tekenen in Vergeet me niet 10, no.4, 15 april 1955, p.51.
Suite van de negen barometers op zekere dag in de 20e eeuw in Beeld, tijdschrift
voor poëzie, 1955, p.2-10.
Roeping, mei 1955, p.1-3 (6 gedichten).
Cameeën. Voor mevrouw A.Hanlo-Crobach. Sept.1955.
Tzigane in Maatstaf, sept. 1955, p.520-531 (herdrukt in Au pays du Tendre Mosan.
Amsterdam 1961).
Mijn lievelingsboek? in Critisch Bulletin, sept.1955, p.424-430 (proza).
Roeping, nov.1955, p. 385-388 (6 gedichten).
De Gids, dec. 1955, p.357-359 (6 gedichten).
Vandaag, dec.1955, p.13-16 (11 gedichten).
Poème, Prière du soir, Je cherche un tambour, Vie in Biennales Internationales
de Poésie 3, Dilbeek, La Maison du Poète, 1956, p.187-180 (Confectie en
Nachtgebed en Ik zoek een trom en Leven; traduits par Sadi de Gorter).
De Gids, febr.1956, p.106-107 (4 gedichten).
Franse les in een korenveld in Maatstaf, maart 1956, p.898-907 (herdrukt in Au
pays du Tendre Mosan, Amsterdam 1961).
Aan Directeur Edixhoven in De Mijn, maart 1956.
De Vlaamse Gids, april 1956, p.248 (2 gedichten).
De Vlaamse Gids, mei 1956, p.279 (2 gedichten).
Het Rood van het Joodse Bruidje in Maatstaf, juni-juli 1956, p.226 (herdrukt met
een toelichting door de dichter in Vandaag 4, nov.1956, p.300).
Maatstaf, aug.1956, p.359-362 (8 gedichten).
De Tafelronde, aug.1956, p.106-108 (9 gedichten).
Rivierportretten. Aan Fred van Leeuwen. Aug. 1956.
De Gids, nov.1956, p.343-346 (9 gedichten).
Maastricht en ik. Een polyptiek. Maastricht, Uitgeverij Veldeke, 1956 (Met een
portret van P.K. getekend door Hub.Levigne; tweede druk: Maastricht, Maaslands
Antiquariaat, 1971).
Je n'ai fait, quoique pénitent, Voici une glace et voici moi in Liber Amicorum
Pierre Kemp, dec. 19 56 (Immuun? en Stilleven; traduits par Dolf Verspoor).
Je cherche un tambour, S'endormir, Les chevaux in Liber Amicorum Pierre Kemp,
dec.1956 (Ik zoek een trom en Slapen gaan en Paarden; traduits par Victor E.van
Vriesland).
Maatstaf, dec.1956, p.615-618 (10 gedichten).
Roeping, dec.1956, p.385-389 (11 gedichten).
Geboorteraam in De Mijn, dec.1956.
Drie gedichten in Schrijversalmanak voor het jaar 1957, Amsterdam, 1956, p.92.
De Tafelronde, febr.1957, p.194-195 (2 gedichten).
Three poems: Instalment plan, Charity, Finale in Nederland-Noord-Europa, Special
Southern Limburg Edition, Nr.2, 1957, p.26. (translations by Fred van Leeuwen).
De Gids, mei 1957, p.338-340 (9 gedichten).
Aan Clement Bittremieux, Juli 1957.
De Tafelronde, sept.1957, p.51-54 (12 gedichten).
Dietsche Warande en Belfort, sept.1957, p.385-389 (10 gedichten).
Stippellijn, den Heere Dr.Finus Oosterhof terug-groetend weer-geseind. Sept.
1957.
De Gids, nov.1957, p.293-296 (9 gedichten).
Maatstaf, nov.1957, p.563-571 (12 gedichten).
Geuren, kleuren, klanken in Het Vaderland, 9 nov.1957 (proza; zonder titel
herdrukt in Schrijversdebuten, 's-Gravenhage, A.A.M.Stols-J.P.Barth, 1960,
p.112-115).
Een dichter voelt de polsen van de letters. Aan Dokter J.C. Berntrop Jr. Dec.
1957.
Verinnigd papier. 1957 (typogram; suite van achttien gedichten).
In slapende activiteit in Oost-Brabant, 24 dec.1957.
Kerstpastorale voor fluit, fagot en harp in De Tijd, 24 dec.1957.
Geelfilter in De Nieuwe Limburger, 25 januari 1958.
De Gids, febr.1958, p.116-117 (6 gedichten).
Explicatief accompagnement van mijn 'Droom in het Jekerdal' [proza] gevolgd door
Droom in het Jekerdal. Een kindergedicht in Roeping, april 1958, p.673-679. (het
omslag van dit nummer, betrekking hebbend op Kemps gedicht, is, evenals de beide
lino's in de tekst, van Geertrui Charpentier).
Powder-blue in Tirade, 15 april 1958, p.138-139 (16 gedichten).
Suite 'Facetten van het Dichterschap'. Voor A.Roland Holst. Mei, 195 8 (typogram;
4 gedichten).
Trio van de trap. Aan Dokter J.C. Berntrop Jr. Juli 1958.
De Nieuwe Stem, juli-aug.1958, p.385-390 (12 gedichten).
Symfonie-orkest voor een klaproos. Aug.1958 (typogram).
Aan Fred van Leeuwen en Mien. Sept.1958.
Tirade, 15 okt.1958, p.312 (7 gedichten).
De Gids, nov. 1958, p.274-275 (6 gedichten).
La joie des lèvres (Sexain). Extrait d'une nouvelle Famille Rose pour Fernand
Lodewick seul. Nov.1958.
Bui van woede en Broodgeur en Zon? Waarom?! in Nieuwe Stemmen, 1959 (ongepagineerd).
Roeping, febr.1959, p.537-539 (6 gedichten).
Maatstaf, febr.1959, p.929-932 (8 gedichten).
De Gids, maart 1959, p.164-166 (8 gedichten).
Roeping, april 1959, p.710-711 (4 gedichten).
Een nieuwe nuance 'Inkoop-blauw'. Aan Lily Maessen. April 1959.
Tirade, 15 april 1959, p.128-129 (10 gedichten).
Tirade, 15 mei 1959, p.152 (2 gedichten).
De Gids, juni 1959, p.416-418 (6 gedichten).
Vlieger van Adrienne [Morriën], (3 gedichten), juni 1959.
Roodkapje's ware gedaante in Tirade, juli-aug.1959, p.265-268.
Uit een 'Trio van de Populier-pluis'. Aan Dokter J.C. Berntrop Jr. Aug. 1959.
Tirade, 15 okt.1959, p.315 (4 gedichten).
De Gids, nov.1959, p.299-301 (8 gedichten).
Tirade, nov.-dec.1959, p.372 en p.375 (2 gedichten).
Realiteitsziek en Slotregel in Tirade Bloemlezing. Amsterdam, G.A.van Oorschot,
1959 (niet in de handel, niet gepagineerd).
Robinia heeft een lelie geplukt. Aan Harry G.M.Prick. Nov. 19 59.
Roeping, dec.1959, p.433-438 (12 gedichten).
Maatstaf, dec.1949, p.572-574 (7 gedichten).
Kerstmuziek in De Mijn, dec. 1959.
Oudejaar van P.K in Limburgs Dagblad, 3 1 dec.1959.
Night en Desire en Critical in Modern Dutch Poetry, edited and translated into
English bij Hans Koningsberger, New York-San Francisco-Holland Michigan, The
Netherlands Information Service, 1960, p.10.
Twee trio's voor Gabriël Smit in het Gabriël Smit-nummer van Roeping, febr.1960,
p.527-530.
Roeping, juni 1960, p.80-85 (12 gedichten).
Kroniek van kunst en kultuur, juni 1960, p.11-13 (8 gedichten).
Ecloge te lezen op Midzomerdag 1960. Voor Karel Reynders. Juni 1960.
Grote fantasie bij het zien van een paar laarzen van een complete
veld-ornitholoog. Juli 1960 (typogram). -- Letters from an English Alphabet in
Delta 111.2, Summer 1960, p.53-62 (voorafgegaan door een inleiding van de
vertaler, Fred van Leeuwen, P.K.: Brother to a Child's Shirt in the Sun).
Analphabetes en Jaune Indien en Rose madder en Fiancés en Avis mortuaire in Ons
Erfdeel, Sept.1960, p.361-363 (traduction Andre Piot).
De Gids, sept.1960, p.167-168 (6 gedichten).
Voorkeuren: Tekens aan het wereldruim in Elseviers Weekblad, 1 Okt.1960 (proza).
Roeping, nov.1960, p.361-363 (4 gedichten).
Schuldvraag (Ontmoeting met Claude l'Englouti) in Magisteria, nov.-dec. 1960,
p.16-17.
Chanson Chagriné. Aan Jan Hanlo, Dec.1960.
Geen infiltratie meer van lusten. Aan Harry G.M.Prick. Dec. 1960.
'In de kleine Watteau'. Aan Lambert Tegenbosch. Dec.1960.
Tirade, dec.1960, p.327 en 338 (5 gedichten).
Lecture a vue. Aan Harry G.M.Prick. Jan. 1961.
De Gids, jan.1961, p.16-17 (4 gedichten).
[Keuze uit het handschrift] Enige notities ten dienste van een spreekbeurt door
Fred van Leeuwen te houden op 18 maart 1961 te Den Haag voor het Algemeen Ned.
Verbond in Pierre Kemp. Schrijvers Prentenboek 7, 's-Gravenhage 1961, p.9, 14,
30 en 26).
Tirade, maart 1961, p.140 en p.155 (2 gedichten).
Tirade, april 1961, p.208 en p.246 (2 gedichten).
Démasqué in Neerlands Volksleven II, 1961, p.62.
Au pays du Tendre Mosan, Amsterdam, NV Standaardboekhandel, 196 1, (waarin
opgenomen: Symfonie der Canadassen, De namiddag van een stille katholiek, Elegie
om het verlies van 10 kilo sex-appeal, Tzigane en Franse les in een korenveld).
Fanfare met sex-appeal en Omzien: zonder wrok. van Fred van Leeuwen. Juni 1961.
Roeping, juli-aug.1961, p.144-151 (12 gedichten).
Aangeschoten fluitist in de maneschijn. Aan Corinne en Rob du Mée. Aug. 1961.
De Gids, okt. 1961, p.125-127 (8 gedichten).
Roeping, Okt.1961, p.334-340 (11 gedichten).
Tirade, nov.1961, p.647-658 (12 gedichten).
Maatstaf, nov.1961, p.642-647 (12 gedichten).
De Gids, dec.1961, p.259-261 (6 gedichten).
De incomplete luisteraar. De sieraden. Amsterdam, G.A.van Oorschot, 1961.
Board of Alphabet. Amsterdam, De Spectatorpers, 1961 (Raad van Alphabet;
translated by Fred van Leeuwen).
An English Alphabet. Twenty-six poems translated from the Dutch by Fred van
Leeuwen. Amsterdam, De Spectatorpers, 1961.
Trois épîtres dédicatoires in Roeping, dec.1961, tegenover p.425.
Kempiter geheel de uwe, Roeping, dec.1961, p.439-472 (keus uit de brieven van
Pierre Kemp, geschikt en ingeleid door Harry G.M.Prick en Karel Reijnders).
Drie Brouillons in proza: Dichterschap/Hommage a Joseph, Mallord, William
Turner/Wijze van werken in Roeping, dec.1961, p.478-482.
Woede over een aardbol zonder Kemp-Land in Roeping, dec.1961, p.499-502.
Aan Adriaan Roland Holst in Roeping, dec.1961, p.503.
Trio van de kunsten voor de nacht van de Heilige Geboorte in De Mijn, dec. 1961.
Half vijf en een rijm-ei voor Marian Burg. Febr.1962.
Trajectum ad Mosam dulce sonans, Maastricht, mei 1962 (drie gedichten voor het
jubileumboek van Burgemeester Mr.W.Baron Michiels van Kessenich). Roeping, mei
1962, p.18-20(6 gedichten).
Dank-impromptu (met enig voorbehoud) voor de Tableautijnen van Maaike Picassa.
Juni 1962.
Mooie benen zijn nooit publiek vermaak en Wat men bewondert, moet men niet
bewaren. Aan Fred van Leeuwen. Juli 1962.
Pour le centenaire de Claude Debussy (22-VIII-1962). Aan Fernand Lodewick.
Aug.1962.
Een dichterlijke bonbon voor van vlijt droge lippen. Aan Karel Reijnders. Aug.
1962.
Vaarwel aan een Noordzeestrand. Aan Lily en Harry G.M.Prick. Aug. 1962.
Walpurgisnacht. Aan twee Harz-tochtelijken. [Margrit en Karel Reynders]. Aug.
1962.
Roeping, aug.-sept.1962, p.188-190 (6 gedichten).
Tirade, sept.-okt.1965, p.553-555 (3 gedichten).
Vrienden van de dichterdeur in de herfst. Aan Dokter J.C.Berntrop Jr. Nov. 1962.
Aan Anton van Duinkerken in Roeping, nov.1962, p.335.
De Gids, nov.1965, p.265 (3 gedichten).
Tirade, nov.1962, p.638-643 (6 gedichten).
Maatstaf, nov.1962, p.520-522 (6 gedichten).
Speelgoedtentoonstelling. Maastricht, P.K.-Stichting, 1962.
Onbehagen in Tirade, dec.1962, p.726.
Maatstaf, dec.1962, p.625-627 (6 gedichten).Court metrage. Regels geschreven,
tijdens de opnamen van de Pierre Kempfilm, voor Corinne du Mée op 27 en 28
Februari en 1 Maart 1963 (12 gedichten).
De Gids, mei 1963, p.371-373 (8 gedichten).
Anjer-fantasie voor Roy Brugman. Aug. 1963 (3 gedichten).
Rond de dans om de kandelaar. Aan Fernand Lodewick. Aug. 1963.
Les belles couleurs de velours. Suite voor twee fans. Aan Ineke Jungschleger en
Edmée Scheffers in Raam, okt. 1963, p.31-40.
Kerstlicht in De Mijn, dec.1963.
Heelallen-systeem in De Gids, van. 1964, p.82.
Nachtgedicht in De Gids, maart 1964, p.227.
Vaarwel zeggen in De Gids, april 1964, p.263.
Suite uit 'De verloren componist' in Dietsche Warande en Belfort, mei 1964,
p.229-236.
Eeuwigheid-jeuk in De Gids, juni 1964, p.66.
Suite voor een Fan. Negen badineries voor een Mezzo-sopraan. Bloemendaal,
Arcadiapers, 1964). (Met een tekening op het omslag door Pierre Kemp).
Dawn-breaking. Brunssummerheide 1964 (jachtimpressies, geschreven ter
gelegenheid van de opening van het Ruitercentrum).
De Gids, sept. 1964, p. 159 en 164 (2 gedichten).
Gebed (zonder Amen) vóór de vergadering [van de P.K-Stichting]. Nov. 1964.
Verdroogde waan in De Gids, nov.1964, p.280.
Met minstens vier pilasters, in De Gids, dec. 1964, p.391.
Kleine Suite voor Karel Reynders. Maastricht, P.K.-Stichting, 1964 (met los
inliggend een brief door Pierre Kemp aan Karel Reijnders, d.d. 13 april 1954, in
facsimile en met drie tekeningen door Gustave Asselbergs).
Buiten-binnen in De Gids, jan.-febr.1965, p.5.
Suite voor het gestorven trommelcorps 1964 in Raam, febr.1965, p.9-17.
Maatstaf, okt.-nov. 1965,p.442-443 (4 gedichten, waarvan Herinnering aan de
marechaussees te paard, die de veldbloemen plukkende Robinia en mij uit het
koren joegen en Finale in facsimile).
Ik luister naar het ruisen van dit edel waterspel in De Mijn, okt.1965.
Perzische Suite voor Dr.E.F.Tijdens. Maastricht, P.K.-Stichting, 1965 (met een
opstel over Pierre Kemp en het Oosten en Aantekeningen bij de miniaturen door
E.F.Tijdens).
Eenzaamheid in De Gids, jan.1966, p.48.
Zeven gedichten over de dood in De Gids, april-mei 1966, p.289-290.
De complete steekmug in De Gids, juli 1966, p.51.
Aan Jan Hanlo in Jan Hanlo, In een gewoon rijtuig, Amsterdam, G.A.van Oorschot,
1966, p.175.
Charity in Poetry for now, Holland Festival, 20 juni 1967 (translation by Fred
van Leeuwen).
Boete doen in De Nieuwe Limburger, 26 juli 1967.
Two poems: Finale [and] Straw hat in Delta 11, winter 1968-1969, nr.4, p.18
(Finale translated by Fred van Leeuwen, Straw hat translated by James S.Holmes).
Life Sentence [Levenslang] en Honeysuckle-Yellow in Poet. International monthly
11, sept. 1970, p.3 (translated by Fred van Leeuwen).
N.
1. De Tafelronde, sept.1957, p.53.
2. Pierre Kemp, Een bloemlezing uit zijn kleine liederen, Amsterdam 1953, p.154.
3. De Gids, nov.1958, p.275. Vergelijk dit gedicht met 'Rijndragers, in De Gids,
april/mei 1966, p.290.
4. Conform de uitvoerige verslagen in het Eindhovensch Dagblad van 26 mei en Het
Kanton van Weert, 27 juni 1914.
5. Karel Meeuwesse, 'Een divina commedia Kempesca, in Roeping, dec.1961,
p.483-498.
6. Hierover en over de eerste bundel: Karel Meeuwesse, 'Over de dichter Pierre
Kemp, in Dietsche Warande en Belfort, Jrg.1957, p.390-403 en p.481-492.
7. Anton van Duinkerken, 'Carmina Matrimonialia, in Roeping, dec. 1961,
p.475-477.
8. Fred van Leeuwen, 'Peinture concertante. Over Pierre Kemp en de
schilderkunst, in Roeping, dec.1956, p.391-395.
9. Vandaar dat Karel Reijnders aan zijn bespreking van de Phototropen en
noctophilen in Critisch Bulletin, 1948, p.399-402, de titel 'Bloesems van het
alphabet' kon meegeven. Zie voorts: Karel Reijnders, 'Hink-stap-sprong; een
voorlopige inleiding tot het werk van Pierre Kemp' in Proloog, 1947, p.49-66;
idem, 'Levend in Pierre Kemp. Een inleiding, in Dietsche Warande en Belfort,
1954, p.347-367; idem, Pierre Kemp; een zondagsdichter?, Groningen, 1970.
10. Karel Meeuwesse, 'De dichter Pierre Kemp en zijn plaats in onze literatuur,
in Akademiedagen, Kon.Ned.Akad.v.Wetenschappen, Amsterdam 1957, p.29.
11. C.Bittremieux, 'Spelen in het donker, in Tirade, nov.1961, p.641-646; idem,
'Post uit Kempland, in Tirade, aug.-sept.1967, p.412-417.
12. Adriaan de Roover, 'Werkend aan Pierre Kemp, in De Tafelronde, aug.1956, p.
98-105; idem, 'Kennismaking met Pierre Kemp, in Jong-kultuurleven, 1958,
p.294-298 en p.337-34°.
13. Paul Rodenko, 'Man in het zwart, heer van het groen, in Maatstaf, dec.1956,
p.594-611.
14. Zie ook S.Vestdijk, Voor en na de Explosie, Den Haag, 1960, p.110-119.
15. Als Fernand M.de Louvick schreef Lodewick over 'De kleur van het leven bij
Pierre Kemp, in Critisch Bulletin, 1954, p.252-262.
16. In de Stadsbibliotheek te Maastricht bevindt zich een exemplaar van een
gestencilde monografie, De dichter Pierre Kemp, een licentiaatsverhandeling door
Ray Janssens: Leuven, 1961-1962, 245 blz.Nu hij niet langer genieten kon van
zijn exquise bibliotheek, zocht hij nog vaker dan vroeger heul bij zijn al even
uitzonderlijke discotheek. (..) In februari 1967 moest Kemp, naar hij hoopte
tijdelijk, afscheid nemen van zijn verzencahiers, zijn boeken en zijn
platenverzameling en van zoveel anders dat hem lief was in de Maastrichtse
Turennestraat 21. Hij zou dit alles niet meer terugzien. Opgenomen in het
ziekenhuis Sint Annadal waar hij op zijn langdurig maar gelukkig nagenoeg
pijnloos ziekbed nog - kort voor zijn overbrenging naar Calvariënberg - van
Ridder tot Officier in de Orde van Oranje Nassau bevorderd werd, overleed hij op
vrijdag 21 juli 1967. Op 26 juli werd hij begraven op het R.K.kerkhof Oostermaas.
".
Het graf is er nog - zie de foto die ik onlangs maakte - maar er geuren geen
rose en gele bloemen bij. Integendeel. Het graf is verwaarloosd, aan het
verzakken, de steen zit onder de aanslag. Maastricht heeft weinig oog meer voor
haar overleden dichters. Ook bij Kemps leven kwam de erkenning van zijn geliefde
stad erg laat, zoals Prick opmerkt:
"De Gemeente Maastricht begreep dat zij er nu echt niet nog langer onderuit kon
en nam dan ook op 19 september [1959] haar grote zoon goedgunstig op in de rij
van houders der stedelijke eremedaille.".
Laten we dit laatste bericht in de serie: Kemp en Debussy besluiten met de
kleuren en geuren van de door Kemp zo geliefde Franse meester. Zijn 'Syrinx' is
een meesterwerkje voor slechts één instrument: de fluit. Het is het enige
voltooide fragment uit de toneelmuziek bij een theaterstuk van Gabriel Mourey en
verbeeldt het laatste gezang van de God Pan voor hij sterft. Uit dit
huwelijk 3 zonen.
11. Mathijs Hubert,
geb. te Maastricht op 14‑4‑1884.
12. Joseph Franciscus,
geb. te Maastricht op 1‑7‑1885, ovl. (11
maanden oud) te Maastricht op 27‑6‑1886 (akte 387).
IVl. Johannes
Pieter Mommers,
zn. van Jean Pierre Mommers (IIIe) (dagloner,
landbouwer) en Johanna Maria Seegers (Zeegers), geb. te
Limmel‑Meerssen op 21‑7‑1844 (get: Lemeer en
Delarue, akte 42), dagloner, landbouwer, ovl. (58 jaar oud) te
Meerssen op 19‑9‑1902 (akte
97), tr. (resp. 28 en 19 jaar oud) te Meerssen
op 10‑9‑1872 (get: Thijssen, Mangez, Houben en Rueters, akte 18) met
Maria Elisabeth
Jaspers,
dr. van Willem Jaspers (Metselaar) en
Maria Gertrudis Meulenberg,
geb. te Houthem op 12‑12‑1852, Meid te
Limmel-Meerssen, ovl. (66 jaar oud) te Meerssen
op 3‑5‑1919.
Uit dit huwelijk 11 kinderen:
1. Maria Gertrudis,
geb. te Limmel‑Meerssen op 24‑11‑1872 (get:
Ruiters en Houben, akte 81).
2. Anna Maria
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 15‑3‑1874 (get:
Mesters en Rouschop. akte 23), ovl. (52 jaar oud) te
Ambij op 24‑7‑1926 (akte 13), tr. (resp.
25 en 29 jaar oud) te Amby op 23‑10‑1899 (akte
9) met Petrus Antonius
Caelen,
zn. van Leonardus Hubertus Caelen en
Johanna Elisabeth Kerckhoffs,
geb. te Ambij op 20‑5‑1870 (akte
10). Uit dit huwelijk een zoon.
3. Maria Gertrudis
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 16‑6‑1876 (get:
Eurlings en Lemeer, akte 66), ovl. (41 jaar oud) te
Meerssen op 30‑10‑1917 (akte 98), tr.
(resp. 20 en 26 jaar oud) (1) te Amby op
26‑4‑1897 (akte 3) met
Ludovicus Hubertus
Matti,
zn. van Joannes Jacobus Matti en
Anna Maria Lemmens,
geb. te Ambij op 24‑8‑1870 (akte
22), arb. wn Limmel-Meerssen. Uit dit huwelijk 3 kinderen, tr. (resp. 25
en 30 jaar oud) (2) te Meerssen op 9‑11‑1901 (get:
L.Mesters, P.Kreemers, H.Vrancken en G.Honee, akte 32) met
Henricus Gerwen Van,
zn. van Wilhelmus Gerwen Van (Tuinier te Heer) en Henrica Veghel Van,
geb. te Gemert op 27‑12‑1870, Magazijnknecht
wnd Limmel-Meerssen, ovl. (86 jaar oud) te Meerssen
op 8‑1‑1957. Uit dit huwelijk 8 kinderen.
4. Leonardus,
geb. te Limmel‑Meerssen op 29‑9‑1878 (get:
Lemeer en Coumans, akte 80), ovl. (6 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 2‑9‑1885 (akte 55).
5. Johannes Theodorus
Mommers, geb. te Limmel‑Meerssen op
29‑1‑1881 (get: Battings en Rouschop, akte 12), landbouwer, ovl. (75 jaar oud)
te Maastricht op 1‑9‑1956 (akte
591), tr. (resp. 40 en 31 jaar oud) te Meerssen
op 26‑5‑1921 (akte 5) met
Maria Catharina Hubertina
Weersch van,
dr. van Jan Willem Weersch van (Landbouwer
te Ulestraten) en Anna Hubertina Notermans,
geb. te Ulestraten op 10‑6‑1889 (akte 8).
6. Maria Hubertina,
geb. te Limmel‑Meerssen op 7‑8‑1883 (get:
Mesters en Lemeer, akte 71), ovl. (1 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 7‑6‑1885 (akte 37).
7. Gerardus
Mommers,
geb. te Meerssen op 4‑2‑1886, ovl. (71 jaar
oud) te Kerkrade op 28‑10‑1957,
volgt Vu.
8. Joseph Hubert, geb. te
Limmel‑Meerssen op 1‑8‑1888 (get: Dodemont en
Lemeer, akte 98), ovl. (5 jaar oud) te Meerssen
op 20‑4‑1894 (akte 33).
9. Johannes,
geb. te Limmel‑Meerssen op 4‑2‑1892 (get:
Muurmans en Lemeer, akte 19), ovl. (1 jaar oud) te
Limmel‑Meerssen op 21‑8‑1893 (akte 76).
10. Johannes Hubertus,
geb. te Limmel‑Meerssen op 5‑4‑1894 (get:
Mesters en Schepers, akte 52), ovl. (3 maanden oud) te
Limmel‑Meerssen op 21‑7‑1894 (akte 50).
11. Petrus Gerardus
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 6‑9‑1896,
volgt Vv.
IVm. Bartholomeus
Mommers,
zn. van Jean Pierre Mommers (IIIe) (dagloner,
landbouwer) en Johanna Maria Seegers (Zeegers), geb. te
Limmel‑Meerssen op 16‑6‑1849 (get: Kooken en
Hendriks, akte 33), werkman, ovl. (57 jaar oud) te
Meerssen op 21‑1‑1907 (get: zn. Fr. Hub. Mommers, akte 13), tr. (beiden
26 jaar oud) te Meerssen op 23‑10‑1875 (get:
Jacobs, Mesters, Lemaire, akte 23) met Joanna Maria
Nobelen,
dr. van Andreas Hermanus Nobelen (Landbouwer
te Maastricht) en Johanna Maria Gemini,
geb. te Maastricht op 12‑4‑1849.
Uit dit huwelijk 10 kinderen:
1. Anna Maria, geb. te
Limmel‑Meerssen op 11‑8‑1876 (get: Rueters en
Lemeer, akte 89).
2. Maria Elisa,
geb. te Limmel‑Meerssen op 1‑10‑1877 (get:
Soesman en Lemeer, akte 71), ovl. (5 jaar oud) te
Maastricht op 10‑12‑1882 (akte 688).
3. Hubertus Franciscus
Mommers,
geb. te Maastricht op 15‑1‑1879, ovl. (63 jaar
oud) te Maastricht op 1‑10‑1942,
volgt Vw.
4. Maria Catharina
Mommers,
geb. te Maastricht op 28‑8‑1880, ovl. (76 jaar
oud) te Maastricht op 15‑1‑1957 (akte 41), tr. (resp. 20 en 22 jaar oud) te
Borgharen op 13‑10‑1900 (akte 8) met Franciscus Xaverius
Stassen,
zn. van Pieter Stassen en
Maria Helena Wijnands,
geb. te Borgharen op 22‑8‑1878.
5. Petrus Gerardus,
geb. te Maastricht op 31‑12‑1881 (akte
3), ovl. (2 jaar oud) te Maastricht op
7‑2‑1884 (akte 88).
6. Maria Catharina Cornelia
Mommers, geb. te Maastricht op
8‑2‑1884, ovl. (69 jaar oud) te Maastricht op
17‑1‑1954 (akte 42), tr. (resp. 18 en 29 jaar oud) te
Meerssen op 27‑12‑1902 (get: Spronck, Willems
en H.Nijsten, akte 43) met Ludovicus Hubertus
Josephus Nijssen, zn. van Gilis Hubertus
Nijssen en
Maria Helena Haije de la,
geb. te Amby op 19‑3‑1873.
7. Johannes Hubertus, geb. te
Maastricht op 11‑12‑1887 (akte
1074), fabr. arb, ovl. (22 jaar oud) te
Limmel‑Maastricht op 22‑6‑1910 (get: broer Hub. Franc. Mommers, akte 45).
8. Hubertus Johannes,
geb. te Maastricht op 11‑12‑1887, ovl. (42 jaar
oud) te Maastricht op 31‑12‑1929.
9. Sophia Maria
Mommers, geb. te Maastricht op
18‑10‑1890, tr. (resp. 18 en 22 jaar oud) te
Maastricht op 3‑2‑1909 (akte 17) met
Hubertus Vincentius
Honée,
zn. van Pieter Johannes Honée en
Maria Catharina Hubertina Dassen,
geb. te Maastricht op 22‑1‑1887 akte 71, -Erkend kind bij huw. ouders-. Uit dit huwelijk een zoon.
10. Anna Maria
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 16‑11‑1892 (get:
Lemeer en Mouwen, akte 118), tr. (resp. 38 en 46 jaar oud) te
Maastricht op 11‑9‑1931 (akte 325) met Jean Nicolas Alexandre
Terbeek,
zn. van Ferdinand Willem Hubert Terbeek en Françoise Mertz,
geb. te Maastricht op 25‑9‑1884, glasbewerker.
IVn. Franciscus
Mommers,
zn. van Caspar Mommers
(IIIf) (dagloner,
dienstknecht) en Anna Mechtildis Hamers (Dagloonster),
geb. te Ambij op 16‑12‑1843 (akte
24), wnd Oud Vroenhoven, ovl. (52 jaar oud) te
Maastricht op 17‑4‑1896 (akte 260), tr.
(resp. 27 en 20 jaar oud) te St.Pieter op
24‑11‑1871 (akte 7) met Agnes
Schuffelers, dr. van Joseph Schuffelers en
Maria Agnes Habets, geb. te St.Pieter op
9‑2‑1851, ovl. (72 jaar oud) te Maastricht op
24‑8‑1923 (akte 444).
Uit dit huwelijk 12 kinderen:
1. Anna Maria
Mommers,
geb. te Ambij op 4‑10‑1872, ovl. (59 jaar oud)
te Maastricht op 25‑5‑1932 (akte 312), tr. (resp. 30 en 31 jaar oud) te
Oud Vroenhoven op 16‑10‑1902 (akte
32) met Petrus Thomas Hubertus
Boorn van den,
zn. van Petrus Hubertus Boorn van den en Anna Maria Hubertina Essers,
geb. te Maastricht op 15‑6‑1871. Uit dit
huwelijk een zoon.
2. Mathijs Hubertus, geb. te
Oud Vroenhoven op 2‑3‑1874 (akte
10), ovl. (5 maanden oud) te Sint Pieter‑Maastricht
op 1‑9‑1874 (akte 15).
3. Christiaan Hubert
Mommers,
geb. te Sint Pieter‑Maastricht op 2‑12‑1875,
ovl. (76 jaar oud) te Maastricht op 3‑9‑1952,
volgt Vx.
4. Cornelius Hubertus,
geb. te St. Pieter op 7‑7‑1877 (akte
22), ovl. (15 jaar oud) te Maastricht op
27‑10‑1892 (akte 812).
5. Maria Ida Hubertina, geb. te
Sint Pieter‑Maastricht op 5‑1‑1879 (akte
2), ovl. (76 jaar oud) te Maastricht op
12‑6‑1955 (akte 466).
6. Paulus Hubertus,
geb. te Sint Pieter‑Maastricht op 20‑11‑1880 (akte
30), ovl. (74 jaar oud) te Maastricht op
15‑5‑1955 (akte 387).
7. Joannes Hubertus,
geb. te Sint Pieter op 24‑11‑1882 (akte
29), ovl. (1 jaar oud) te Sint Pieter op
2‑2‑1884 (akte 5).
8. Maria Cornelia,
geb. te Sint Pieter‑Maastricht op 15‑8‑1884 (akte
29).
9. Maria Agnes,
geb. te Sint Pieter‑Maastricht op 11‑6‑1886 (akte
15), ovl. (73 jaar oud) te Maastricht op
7‑4‑1960 (akte 239).
10. Josephus Hubertus,
geb. te Sint Pieter‑Maastricht op 27‑1‑1889 (akte
5), ovl. (33 jaar oud) te Maastricht op
1‑3‑1922 (akte 185).
11. Anna Maria
Mommers,
geb. te St.Pieter op 8‑1‑1891 (akte
2), tr. (resp. 24 en 28 jaar oud) te Oud Vroenhoven
op 23‑4‑1915 met Hubertus Matheus
Hameleers,
zn. van Hubertus Matheus Nicolaus Hameleers en
Helena Hubertina Janssen, geb. te Oud Vroenhoven
op 4‑3‑1887 (akte 15).
12. Johannes Baptist Cornelis Lambertus
Mommers, geb. te Oud Vroenhoven op
16‑9‑1893 (akte 34), schoenmaker, ovl. (71 jaar
oud) op 1‑10‑1964, tr. (beiden 26 jaar oud) te
Maastricht op 14‑1‑1920 (akte 13) met
Hubertina Victorine
Badon, dr. van Servaas Badon (schoenmaker) en
Maria Petronella Franssen,
geb. te Maastricht op 27‑7‑1893, ovl. (83 jaar
oud) te Maastricht op 1‑11‑1976.
Generatie V
Va. Johannes
Frederic (Godefridus) Mommers,
zn. van Johannes Michiel Mommers
(IVa) (dagloner) en
Anna Catharina Vluggen, geb. te Limmel‑Meerssen
op 5‑8‑1865 (get: Krapels en Claessens, akte 56), arb. wnd Rothem-Meerssen, ovl.
(42 jaar oud) te Rothem‑Meerssen op 26‑1‑1908 (get:
broer Hubertus Mommers 40jr. dagl. akte 9), tr. (resp. 27 en 22 jaar oud) te
Meerssen op 8‑4‑1893 (get: Lemeer, Mesters 2x
Schoenmakers, akte 9) met Maria Anna
Beckers, dr. van Willem Beckers (Dagloner wnd
Meerssen) en Elisabeth Quax,
geb. te Meerssen op 13‑1‑1871, wnd Kerkrade
(1924), ovl. (68 jaar oud) te Kerkrade op
26‑3‑1939 (akte 111).
Uit dit huwelijk 11 kinderen:
1. Johannes Fredericus Mechiel
Mommers,
geb. te Rothem‑Meerssen op 17‑9‑1893 (get:
Mullenders en Lemeer, akte 101), Mijnwerker, stratenmaker, tr. (resp. 25 en 23
jaar oud) (1) te Kerkrade op 28‑2‑1919 (akte
25), (gesch. te Maastricht op 7‑10‑1927)
met Anna Catharina
Augenbroe,
dr. van Johan Joseph Augenbroe en
Anna Maria Pauli,
geb. te Kerkrade op 15‑1‑1896 (akte
14)., tr. (2) te Kerkrade op 4‑11‑1932 (akte
308) met Stientje
Rooske,
dr. van Nicolaas Rooske (mijnwerker) en
Grietje Egges, geb. te Onstwedde circa 1916.
2. Hubertine,
geb. te Meerssen circa 1895, ovl. (ca. 9 jaar
oud) te Meerssen op 26‑11‑1904 (akte
120).
3. Anna Catharina Hubertina,
geb. te Rothem‑Meerssen op 26‑1‑1895 (get:
Manger en Honee, akte 16).
4. Johannes Hubertus,
geb. te Rothem‑Meerssen op 23‑8‑1896 (get:
Lahaije en Lemeer, akte 118), ovl. (8 maanden oud) te
Rothem‑Meerssen op 14‑5‑1897 (akte 36).
5. Anna Hubertina
Mommers,
geb. te Rothem‑Meerssen op 22‑2‑1898 (get:
Duijkers en Mesters, akte 29), ovl. (26 jaar oud) te
Maastricht op 5‑5‑1924 (get: overl. akte Maastricht 292 overl. 11.00 uur
bt verblijf Abstraat 2), tr. (resp. 21 en 26 jaar oud) te
Kerkrade op 23‑5‑1919 (akte
67) met Hendrik
Geraards,
zn. van Johannes Hubertus Geraards en
Maria Hubertina Heuts,
geb. te Ambij op 13‑4‑1893, arbeider, ovl. (64
jaar oud) te Meerssen op 4‑12‑1957.
6. Maria Elisabeth
Mommers,
geb. te Rothem‑Meerssen op 10‑4‑1900 (get:
Kreemers en Honee. akte 55), tr. (resp. 20 en ca. 23 jaar oud) te
Kerkrade op 7‑5‑1920 (akte
102) met Johann Theodor
Esser,
zn. van Johann Esser en Gertrud Marx, geb. te Düren [Duitsland]
circa 1897, mijnwerker.
7. Antoinnette,
geb. te Rothem‑Meerssen op 29‑11‑1901 (get:
Lemeer en Honee, akte 212), ovl. (3 jaar oud) te
Rothem‑Meerssen op 25‑2‑1905 (akte 21).
8. Maria Gertrudis Charlotte
Mommers,
geb. te Rothem‑Meerssen op 21‑11‑1903 (get: Jan
Rings en G.Honee, akte 213), tr. (resp. 19 en ca. 21 jaar oud) te
Kerkrade op 4‑5‑1923 (akte
82) met Guillaume Joseph
Thevis,
zn. van Guillaume Joseph Thevis en
Maguerite Hilken,
geb. te Luik [België] circa 1902,
bouwvakarbeider.
9. Gertrudis,
geb. te Rothem‑Meerssen op 27‑1‑1905 (get:
L.Bauwens en J.Kusters, akte 18), ovl. (4 maanden oud) te
Rothem‑Meerssen op 10‑6‑1905 (akte
60).
10. Anna Hubertina
Mommers,
geb. te Meerssen op 29‑4‑1906 (get:
J.C.Bellaert en J.Kusters, akte 76), fabrieksarbeidster, tr. (resp. 24 en 23
jaar oud) te Kerkrade op 27‑6‑1930 (akte
174) met Leonard Joseph
Arets,
zn. van Christiaan Arets (mijnwerker) en
Maria Josepha Vinken,
geb. te Kerkrade op 4‑2‑1907 (akte
52), mijnwerker.
11. Maria Cornelia,
geb. te Meerssen op 23‑9‑1907 (get: Josef
Kusters en M.Notten, akte 166).
Vb. Hubertus
Mommers,
zn. van Johannes Michiel Mommers
(IVa) (dagloner) en
Anna Catharina Vluggen,
geb. te Rothem‑Meerssen op 9‑10‑1867 (get:
Beusen en Langhoor. akte 82), dagloner, ovl. (76 jaar oud) te
Meerssen op 18‑11‑1943 (get: Mathieu Mommers
notarisklerk, akte 73), begr. te Rothem‑Meerssen,
tr. (resp. 23 en 20 jaar oud) te Meerssen op
18‑4‑1891 (get: Lemeer, Lenssen, Palmen en Mesters, akte 9) met
Maria Gertrudis Charlotte
Wings, dr. van Mathijs Wings (Dagloner wnd
Rothem-Meerssen) en Phelomena Barbara L'homme, geb. te
Rothem‑Meerssen op 1‑5‑1870, Dagloonster, ovl. (62 jaar oud) te
Meerssen op 26‑12‑1932 (akte
59), begr. te Rothem‑Meerssen.
Uit dit huwelijk 10 kinderen:
1. Mechiel
Mommers, geb. te Meerssen op
16‑2‑1892 (akte 25), hoofd der school, ovl. (79
jaar oud) te Meerssen op 19‑12‑1971, tr. (resp.
31 en 28 jaar oud) te Heer en Keer op 2‑8‑1923 (akte
19) met Pauline Hubertine Antoinette
Koenen,
dr. van Antonius Petrus Cornelis Koenen en Margaretha Hubertina Offermann,
geb. te 's‑Hertogenbosch op 15‑8‑1894,
onderwijzeres.
2. Mathias
Mommers,
geb. te Rothem‑Meerssen op 6‑1‑1894 (get:
Lemmens en Maenen, akte 4), ovenwerker, ovl. (77 jaar oud) te
Meerssen op 19‑2‑1971 (akte
7), tr. (resp. 28 en 25 jaar oud) te Maastricht
op 23‑8‑1922 met Maria Hubertina
Moest,
dr. van Christianus Moest en
Geertrui Schepers,
geb. te Maastricht op 20‑10‑1896 (akte
971).
3. Frits,
geb. te Rothem‑Meerssen op 13‑3‑1896 (get:
Lemmens en Manger, akte 33), ovl. (31 jaar oud) te
Meerssen op 27‑12‑1927 (akte 73).
4. Johanna Hubertina
Mommers,
geb. te Rothem‑Meerssen op 13‑8‑1898 (get:
Leentjens en Gielkens, akte 121), ovl. (71 jaar oud) te
Maastricht op 26‑5‑1970, begr. te
Meerssen op 30‑5‑1970, tr. (resp. 24 en 28 jaar
oud) te Meerssen op 21‑10‑1922 (akte
30) met Jan Louis
Reijnders,
zn. van Hubert Reijnders en
Maria Roeks,
geb. te Bunde op 18‑4‑1894, handlanger wnd
Meerssen, ovl. (70 jaar oud) te Meerssen op
9‑1‑1965. Uit dit huwelijk 5 kinderen.
5. Maria Hubertina Catharina,
geb. te Meerssen op 16‑10‑1900 (akte
160), ovl. (54 jaar oud) te Maastricht
op 8‑6‑1955 (akte 451).
6. Maria Gertrudis,
geb. te Meerssen op 10‑2‑1903 (get: Wijckmans
en Aarts, akte 25), ovl. (1 jaar oud) te Meerssen
op 2‑11‑1904 (akte 109).
7. Johannes Hubertus,
geb. te Meerssen op 2‑4‑1905 (get: J.Kusters en
P.Kreemers, akte 59), ovl. (28 jaar oud) te Meerssen
op 19‑6‑1933 (akte 41), begr. te
Rothem‑Meerssen.
8. Joseph Michiel
Mommers, geb. te Rothem‑Meerssen op
8‑5‑1907, ovl. (63 jaar oud) te Heerlen op
2‑6‑1970, volgt VIa.
9. Pierre Mathieu
Mommers,
geb. te Meerssen op 24‑6‑1909 (get: J.Heijnen
en J.Kusters, akte 110), Notarisklerk wnd Rothem-Meerssen Klinkenberg, ovl. (79
jaar oud) te Maastricht op 23‑7‑1988 overl.
Azm, begr. te Rothem‑Meerssen op
27‑7‑1988, relatie met Anna Maria Catharina
Debeij,
geb. te Hoensbroek op 17‑8‑1907, Winkelierster,
ovl. (79 jaar oud) te Maastricht op 11‑4‑1987 (overl.
in Azm), begr. te Rothem‑Meerssen op 15‑4‑1987.
10. Maria Josephina,
geb. te Meerssen op 8‑10‑1913 (get: H.Rouvroije
en H.Visschers, akte 191), ovl. (11 maanden oud) te
Meerssen op 13‑9‑1914 (akte 84).
Vc. Machiel
Mommers,
zn. van Antonius Hubertus Mommers
(IVc) (dagloner,
vermicelliwerker) en Anna Maria Leclerq (dagloonster), geb. te
Maastricht op 15‑1‑1873 (akte
52), porseleinschilder, ovl. (64 jaar oud) te
Maastricht op 3‑10‑1937 (akte 463), tr.
(resp. 22 en 24 jaar oud) te Maastricht op
17‑4‑1895 (akte 63) met Virgenie
Poolmans,
dr. van Nicolaas Poolmans en
Anna Louis,
geb. te Maastricht op 12‑3‑1871 (akte 192), porceleindrukster.
Uit dit huwelijk 15 kinderen:
1. Helena
Mommers,
geb. te Maastricht op 10‑8‑1893 (erkend en gewettig), tr. (resp. 21 en ca. 24 jaar oud) te
Maastricht op 7‑4‑1915 met
Rene Hubert
Theunissen,
zn. van Guillaume Theunissen en
Marie Catharina Keulers,
geb. te Canne [België] circa 1891, tuinier.
2. Anetta
Mommers,
geb. te Maastricht op 17‑9‑1895 (akte
931), tr. (22 jaar oud) te St.Pieter op
19‑7‑1918 (akte 17) met
Johannes Maes,
zn. van Hendrikus Maes en Maria Martin,
geb. te Maastricht, schoenmaker.
3. Johannes Martinus Waltherus,
geb. te Maastricht op 18‑2‑1897 (akte 204), ovl. (5 maanden oud) te
Maastricht op 29‑7‑1897 (akte 528).
4. Helena Maria,
geb. te Maastricht op 2‑2‑1898 (akte 123).
5. Hubertus,
geb. te Maastricht op 13‑9‑1899 (akte 875), ovl. (3 maanden oud) te
Maastricht op 18‑12‑1899 (akte 744).
6. Leonardus
Mommers,
geb. te Maastricht op 27‑3‑1901 (akte 303), monteur, tr. (resp. 22 en 25 jaar oud) te
Maastricht op 2‑1‑1924 (akte
2) met Elisabeth
Smeets,
dr. van Joannes Smeets en
Maria Catharina Loubele,
geb. te Maastricht op 23‑10‑1898.
7. Christiaan,
geb. te Maastricht in 1‑1903, ovl. (8 dagen
oud) te Maastricht op 8‑1‑1903 (akte 25).
8. Chrit Mommers,
geb. te Maastricht op 6‑2‑1904, ovl. (ca. 80
jaar oud) circa 1985, volgt VIb.
9. Hubertina Paulina,
geb. te Maastricht op 22‑1‑1905 (akte 82), ovl. (3 maanden oud) te
Maastricht op 6‑5‑1905 (akte 419).
10. Maria Josephina,
geb. te Maastricht op 18‑3‑1906 (akte 290), ovl. (3 maanden oud) te
Maastricht op 8‑7‑1906 (akte 395).
11. Henricus
Mommers,
geb. te Maastricht op 4‑7‑1907,
transportarbeider, tr. (resp. 23 en 19 jaar oud) te
Maastricht op 3‑7‑1931 (akte 210) met
Helena Josephine
Gorissen,
dr. van Johannes Hubertus Gorissen (venter) en
Anna Agnes Sijen,
geb. te Wesel [Duitsland] op 3‑4‑1912.
12. Helena Virginia
Mommers, geb. te Maastricht op
21‑8‑1908, tr. (resp. 21 en 22 jaar oud) te Maastricht
op 9‑5‑1930 (akte 157) met
Franciscus Xaverius
Lardenoye,
zn. van Francus Hubert Lardenoye (spoorwegarbeider),
geb. te Maastricht op 8‑2‑1908,
sigareninpakker.
14. Maria Josephina,
geb. te St. Pieter in 1912, ovl. te
St. Pieter op 13‑2‑1913 (akte
4, oud 10 mnd.
15. N.N.,
geb. te Maastricht op 29‑1‑1930 (akte
47) (doodgeb.).
Vd.
Petrus
Hubertus Mommers,
zn. van Antonius Hubertus Mommers
(IVc) (dagloner,
vermicelliwerker) en Anna Maria Leclerq (dagloonster),
geb. te Maastricht op 23‑9‑1874 (akte
729), ovl. (74 jaar oud) te Maastricht
op 27‑1‑1949 (akte 76), tr. (resp. 27 en ca. 20 jaar oud) (1) te
Maastricht op 8‑4‑1902 (akte
53) met Marie Anne Hubertine
Eelen,
dr. van Jean Hubert Eelen en Marie Theresia Jungblut (Jongbloed),
geb. te Mouland, [België] circa 1882,
dagloonster, ovl. (ca. 36 jaar oud) te Uden op
7‑8‑1918.
Uit dit huwelijk 3 kinderen:
1. Jozef Mommers,
geb. te Maastricht op 25‑5‑1904, glasslijper,
ovl. (24 jaar oud) te Maasbracht op 15‑4‑1929 (akte
311), tr. (resp. 20 en 18 jaar oud) te
Maastricht op 23‑12‑1924 (akte 432) met
Josephina Wenders,
dr. van Renier Hubertus Wenders en
Maria Catharina Seuntjens,
geb. te Maastricht op 13‑8‑1906 (akte 834).
2. Virginie
Mommers, geb. te Maastricht op
17‑10‑1905, tr. (resp. 22 en 21 jaar oud) te
Maastricht op 26‑10‑1927 (akte 381) met
Hubertus Dassen,
zn. van Joannes Albert Dassen en
Cornelia Seuntjens,
geb. te Maastricht op 29‑10‑1905, aardewerker.
3. Alexandre Victor
Mommers, geb. te Luik [België] op
5‑10‑1910, rubberbewerker, tr. (resp. 19 en 23 jaar oud) te
Maastricht op 21‑5‑1930 (akte
182), (gesch. te Maastricht op
28‑11‑1946) met Josephina
Wenders,
dr. van Renier Hubertus Wenders en
Maria Catharina Seuntjens.
Petrus Hubertus
Mommers,
tr. (resp. 48 en ca. 24 jaar oud) (2) te Sittard
op 29‑12‑1922 (akte 92) met
Gertrudis Ummels,
dr. van Joannes Laurentius Ummels en Maria Elisabeth Mulders,
geb. te van Maastricht circa 1898, ovl. (ca. 42
jaar oud) te Weert op 29‑2‑1940 (akte
41).
Uit dit huwelijk 2 kinderen:
1. Maria Elisabeth
Mommers,
geb. te Breda circa 1927, ovl. (ca. 33 jaar
oud) te Weert op 26‑8‑1960, tr. met
Hendrik
Hertogs.
2. N.N.,
geb. te Weert op 29‑2‑1940 (doodgeb.).
Ve. Alexander
Mommers,
zn. van Antonius Hubertus Mommers
(IVc) (dagloner,
vermicelliwerker) en Anna Maria Leclerq (dagloonster), geb. te
Maastricht op 26‑4‑1878 (akte
354), ovenwerker, ovl. (76 jaar oud) te
Maastricht op 17‑11‑1954 (akte 722), tr.
(resp. 23 en 24 jaar oud) (1) te Maastricht op
16‑4‑1902 (akte 60) met
Susanne Elisabeth
Poolmans, dr. van Nicolaas Poolmans en
Anna Louis,
geb. te Maastricht op 6‑4‑1878 (akte
283), ovl. (43 jaar oud) te Maastricht
op 6‑12‑1921.
Uit dit huwelijk 7 kinderen:
1. Helena,
geb. te Maastricht op 28‑1‑1902 (erkend kind), ovl. (2 maanden oud) te
Maastricht op 24‑4‑1902 (akte 266).
2. Susanne,
geb. te Maastricht op 28‑1‑1902.
3. Antonius Hubertus
Mommers,
geb. te Maastricht op 5‑4‑1903 (akte
353), inpakker, tr. (resp. 32 en 24 jaar oud) te
Maastricht op 15‑5‑1935 (akte 172) met Florentine
Renzen,
dr. van Antoon Renzen en
Maria Catharina Anna Schoenmackers,
geb. te Luik [België] op 5‑4‑1911,
papiersorteerster.
4. Jan Mommers,
geb. te Sint Pieter op 2‑6‑1904 (akte
24), betonijzervlechter, ovl. (39 jaar oud) te
Utrecht op 10‑9‑1943 (akte 1901), tr.
(resp. 28 en 22 jaar oud) te Maastricht op
15‑2‑1933 (akte 50) met Anna Maria
Boulboulle,
dr. van Louis Boulboulle (koopman) en
Kathaina Engels,
geb. te Kierberg‑Brühl [Duitsland] op
18‑6‑1910, aardewerkster.
5. Petrus Hubertus
Mommers,
geb. te Maastricht op 11‑8‑1905, papierwerker,
tr. (resp. 23 en 18 jaar oud) te Maastricht op
10‑4‑1929 (akte 127) met
Maria Dassen,
dr. van Hubertus Dassen en
Maria Gertruda Wijnandts,
geb. te Maastricht op 16‑6‑1910, aardewerkster.
6. Helena Elisabeth,
geb. te Maastricht op 11‑9‑1907 (akte 861), ovl. (1 jaar oud) te
Maastricht op 9‑1‑1909 (akte 31).
7. Lambertus,
geb. in 1913, ovl. te Maastricht op 25‑6‑1914 (akte
347), oud 8 mnd.
Alexander
Mommers, tr. (resp. 46 en 21 jaar oud) (2) te
Maastricht op 4‑6‑1924 (akte
188), (gesch. te Maastricht op
24‑11‑1932) met Anna Maria Hubertina
Loo,
dr. van Peter Joseph Loo en Anna Maria Josephina Boosten,
geb. te Slenaken op 29‑4‑1903.
Vf. Franciscus
Lambertus Leopold Mommers,
zn. van Antonius Hubertus Mommers
(IVc) (dagloner,
vermicelliwerker) en Anna Maria Leclerq (dagloonster),
geb. te Maastricht op 5‑9‑1886 (akte
748), spijkenmaker, cafehouder, tr. (beiden 18 jaar oud) te
Maastricht op 6‑6‑1905 (akte
114) met Maria Josephina
Frantzen,
dr. van Christianus Frantzen en Maria Geurts,
geb. te Maastricht op 10‑1‑1887 (akte 31), aardewerkster.
Uit dit huwelijk 7 kinderen:
1. N.N.,
geb. te Maastricht op 4‑7‑1907 (doodgeb.), ovl. (akte
490).
2. N.N.,
geb. te Maastricht op 3‑11‑1908 (doodgeb.), ovl. (akte
727).
3. Antonius Hubertus
Mommers,
geb. te Maastricht op 30‑1‑1910, chauffeur, ovl.
(41 jaar oud) te Wassenaar op 26‑12‑1951 (akte
335), tr. (resp. 18 en 19 jaar oud) te
Maastricht op 10‑10‑1928 (akte 371) met
Anna Koumans,
dr. van Joannes Koumans (stoker-machinist) en
Maria Katharina Voorden van, geb. te Maastricht
op 25‑7‑1909.
4. Antonius
Mommers,
geb. te Maastricht circa 1913, kapper, tr.
(resp. ca. 20 en ca. 19 jaar oud) te
Maastricht op 14‑6‑1933 (akte 226) met
Maria Servatia
Naus,
dr. van Petrus Franciscus Alphons Naus en
Mimie Schefer,
geb. circa 1914.
5. Maria Mommers,
geb. te Maastricht op 31‑7‑1914, ovl. (94 jaar
oud) te Maastricht op 26‑1‑2009, begr. te
Tongerseweg Mtr. op 30‑1‑2009, tr. (resp. 19 en
23 jaar oud) te Maastricht op 20‑6‑1934 (akte
225) met Jean
Eikenboom,
zn. van Johannes Wilhelmus (Janes) Eikenboom (marktventer,
expediteur) en Maria Catharina Heuvel van den (Winkelierster
in aardewerk en fruit), geb. te Meerssen op
17‑9‑1910 (get: Jean Lemmens en August Bartholome, akte 186), expediteur, ovl.
(63 jaar oud) op 26‑12‑1973, begr. te Tongerseweg Mtr.
Uit dit huwelijk 7 kinderen.
6. N.N.,
geb. te Maastricht op 14‑3‑1925 (akte
156) (doodgeb.).
7. N.N.,
geb. te Maastricht op 3‑10‑1926 (akte
510) (doodgeb.).
Vg.
Caspar
Henricus Mommers,
zn. van Antonius Hubertus Mommers
(IVc) (dagloner,
vermicelliwerker) en Anna Maria Leclerq (dagloonster), geb. te
Maastricht op 7‑1‑1890 (akte
31), werkman, ovl. (50 jaar oud) te Maastricht
op 21‑1‑1940 (akte 50), tr. (resp. 22 en
ca. 19 jaar oud) te Maastricht op
30‑10‑1912 (akte 198) met
Cornelia Anna
Slagt van der,
dr. van Hendrik Slagt van der en
Maria Joanna Nijsten,
geb. te 's‑Hertogenbosch circa 1893.
Uit dit huwelijk 4 kinderen:
1. Maria Johanna
Mommers,
geb. te Sint Pieter circa 1913, aardewerkster,
tr. (resp. ca. 20 en ca. 18 jaar oud) te
Maastricht op 15‑11‑1933 (akte 495) met
Hendrikus Hubertus
Seegers,
zn. van Hendrikus Hubertus Seegers (glasblazer) en
Maria Bruinen, aardewerker.
3. Paulus,
geb. in 1919, ovl. te Sint Pieter‑Maastricht op
16‑9‑1919 (akte 18, 55 dg oud).
4. Michael,
geb. in 1922, ovl. te Maastricht op 8‑3‑1923 (akte
146), oud 8 mnd.
Vh. Joannes
Hendrikus Hubertus Mommers,
zn. van Caspar Mommers (IVd) (landbouwer,
dagloner) en Anna Margaretha Rameckers (dienstmeid), geb. te
Hulsberg op 23‑3‑1868, schrijnwerker, ovl. (49
jaar oud) te Heerlen op 2‑12‑1917 (akte
420), tr. (resp. 28 en 23 jaar oud) te Hulsberg
op 3‑9‑1896 (akte 4) met
Maria Helena Muijters,
dr. van Jan Willem Muijters en
Anna Elisabeth Hubertina Geelen,
geb. te Ulestraten op 7‑1‑1873, dienstmeid, ovl.
(58 jaar oud) te Hulsberg op 2‑9‑1931 (akte
21).
Uit dit huwelijk 11 kinderen:
1. Joseph Hubert, geb. te
Hulsberg op 14‑6‑1897 (akte
18).
2. Jozef Hendrikus,
geb. te Hulsberg op 1‑11‑1898, ovl. (14 jaar
oud) te Hulsberg op 7‑12‑1912 (akte
27).
3. Maria Hubertina Elisabeth
Mommers,
geb. te Hulsberg op 28‑11‑1899 (akte
49), tr. (resp. 29 en 30 jaar oud) te Hulsberg
op 14‑11‑1929 (akte 14) met
Pieter Hubertus
Ramaekers,
zn. van Hubert Ramaekers (landbouwer) en
Maria Elisabeth Habets, geb. te Hulsberg op
16‑5‑1899, metselaar.
4. Maria Hubertina,
geb. te Hulsberg op 4‑11‑1901 (akte
44), ovl. (2 maanden oud) te Hulsberg op
15‑1‑1902 (akte 5).
5. Nicolaas Joseph,
geb. te Hulsberg op 5‑1‑1903 (akte
2), ovl. (10 maanden oud) te Hulsberg op
25‑11‑1903 (akte 36).
6. Pieter Hubertus Mommers, geb. Hulsberg 6-1-1904, ovl. (ca. 27 jaar oud) te Heerlen op 1‑6‑1931 (akte 292), tr. Heerlen 16-6-1927 (akte 130) met Maria Elizabeth Hanen geb. Heerlen 31-12-1905 dr. van Joannes Theodorus Hanen en Maria Jozefina Donners.
7. Pieter Johannes,
geb. te Hulsberg op 14‑3‑1905 (akte
10), ovl. (11 maanden oud) te Hulsberg
op 1‑3‑1906 (akte 3).
8. Joannes Joseph,
geb. te Hulsberg circa 1906, ovl. (ca. 52 jaar
oud) te Helden op 1‑8‑1958 (akte
28).
9. Hubertus Wilhelmus
Mommers,
geb. te Hulsberg op 19‑4‑1906 (akte
15), ovl. (41 jaar oud) te Heerlen op
21‑10‑1947 (akte 608), tr. met
Maria Maassen.
10. Jan Willem,
geb. te Voerendaal, ovl. te
Voerendaal op 9‑11‑1907 (akte
41).
Vi. Joannes
Josephus Mommers, zn. van
Jacobus Mommers
(IVf) (dagloner) en
Mechtildis Linkens (dagloonster),
geb. te Ambij op 15‑9‑1878 (akte
26), dagloner, ovl. (77 jaar oud) te Heerlen
op 30‑5‑1956 (akte 338), tr. (resp. 25 en
ca. 23 jaar oud) te Valkenburg a/d Geul op
2‑10‑1903 (akte 11) met
Maria Hubertina
Palmen,
dr. van Jan Palmen en
Maria Barbara Lemmens,
geb. te Valkenburg a/d Geul circa 1880, ovl.
(ca. 60 jaar oud) te Schin op Geul op 4‑1‑1940.
Uit dit huwelijk 2 kinderen:
1.
Johannes Hubertus Josephus,
geb. te Valkenburg a/d Geul op 27‑12‑1903 (akte
47), ovl. (3 maanden oud) te
Valkenburg a/d Geul op 6‑4‑1904 (akte 15).
2. Maria Elisabeth
Mommers, geb. te Valkenburg a/d Geul
op 30‑6‑1906, tr. (resp. 22 en 23 jaar oud) te
Schinnen op 1‑2‑1929 (akte 2) met
Pieter Joseph
Ruijters,
zn. van Hendrik Hubert Ruijters (landbouwer) en
Maria Catharina Ritzen, geb. te Schinnen op
22‑1‑1906, overl. Heerlen 9-10-1967 (akte 795), ber. electricien.
Vj.
Wilhelmus
Hubertus Mommers,
zn. van Jacobus Mommers
(IVf) (dagloner) en
Maria Sophia Pieters, geb. te Rijckholt op
10‑3‑1898 (akte 2), koetsier, tr. (resp. 13 en
ca. 24 jaar oud) (1) te Maastricht op
7‑2‑1912 (akte 30) met
Maria Adang,
dr. van Jacob Adang en
Joanna Catharina Kerstel,
geb. te Maastricht circa 1888, dienstmeid.
Uit dit huwelijk 2 kinderen:
1.
Emile Mommers,
geb. te Keulen [Duitsland] 9-5-1907, ovl.
(ca. 34 jaar oud) te Roermond op 10‑9‑1941 (akte
14), kapper tr. Roermond 26-10-1933 (akte 77) met Jenny Marie Henriette Anette
Voss.geb.
Roermond
2.
Guillaume Catharina,
geb. in 1922, ovl. te Tegelen op 13‑7‑1923 (akte
50), 11 mnd oud.
Wilhelmus Hubertus
Mommers,
tr. (resp. 26 en 20 jaar oud) (2) te Gronsveld
op 22‑5‑1924 (akte 5) met
Goverdina Maria Koks,
dr. van Antonius Koks en
Cornelia Dekkers, geb. te Princenhage op
29‑11‑1903.
Vk. Joannes
Christianus Mommers,
zn. van Petrus Hubertus Mommers
(IVg) (dagloner) en
Maria Elisabeth Dackers, geb. te Ambij op
16‑2‑1874 (akte 5), dienstknecht, ovl. (43 jaar
oud) te Voerendaal op 27‑4‑1917 (akte
28), tr. (resp. 23 en 21 jaar oud) te
Voerendaal op 11‑11‑1897 (akte 13) met
Maria Gertruda
Jongen,
dr. van Hendrik Jongen en
Maria Elisabeth Lemmens,
geb. te Voerendaal op 7‑2‑1876 (akte
11), dienstmeid.
Uit dit huwelijk 5 kinderen:
1. Maria Elisabeth
Mommers,
geb. te Voerendaal op 17‑10‑1898 (akte
56), naaister, tr. (resp. 20 en 27 jaar oud) te
Voerendaal op 7‑11‑1918 (akte 27) met
Leonard Hubert Frusch,
zn. van Pieter Jozef Hubert Frusch en
Maria Sophia Engelen, geb. te Voerendaal op
17‑11‑1890, vrachtrijder.
2. Maria Elisabeth Gertrudis
Mommers,
geb. te Voerendaal op 18‑11‑1901 (akte
58), tr. (resp. 19 en 23 jaar oud) te
Voerendaal op 15‑9‑1921 (akte 27) met Johann Heinrich
Speetjens,
zn. van Johann Heinrich Speetjens en
Anna Catharina Fuss, geb. te Odenkirchen [Duitsland]
op 17‑11‑1897.
3. Leonard
Mommers,
geb. te Voerendaal op 7‑5‑1903 (akte
19), mijnwerker, tr. (resp. 25 en 22 jaar oud) te
Kerkrade op 22‑6‑1928 (akte
132) met Maria Hubertina Catharina
Rutten,
dr. van Johan Rutten en
Maria Theresia Römgens,
geb. te Kerkrade op 6‑9‑1905 (akte
399), dienstbode.
4. Jozef Mommers,
geb. te Voerendaal op 7‑3‑1907, chauffeur, tr.
(resp. 24 en 21 jaar oud) te Schaesberg op
3‑12‑1931 (akte 57) met
Anna Maria Hubertina
Paas,
dr. van Peter Joseph Paas (mijnwerker) en
Maria Clara Dorscheidt,
geb. te Schaesberg op 12‑6‑1910, dienstbode.
5. Maria Mommers,
geb. te Voerendaal op 25‑11‑1912, tr. (resp. 18
en 25 jaar oud) te Voerendaal op 6‑8‑1931 (akte
22) met Hermann
Heijmann (Genaamd Hagedorn),
zn. van Johann Heijmann (Genaamd Hagedorn) (opzichter) en Mathilde Wilms, geb.
te Osterfeld [Duitsland] op 22‑4‑1906,
overl. Heerlen 13-4-1964, hulpopzichter.
Vl. Willem
Mommers, zn. van Petrus Hubertus Mommers
(IVg) (dagloner) en
Maria Elisabeth Dackers,
geb. te Hulsberg op 24‑12‑1876, dienstknecht,
tr. (resp. 22 en 26 jaar oud) te Eijsden op
17‑11‑1899 (akte 21) met
Maria Hubertina Elisabeth
Duijkers,
dr. van Hendrik Hubert Duijkers en
Anna Catharina Lemmens,
geb. te Eijsden op 9‑8‑1873.
Uit dit huwelijk 2 dochters:
1. Maria Hubertia Elisabeth,
geb. te Schin op Geul op 8‑10‑1900.
2.
Maria Anna Hubertina,
geb. te Schin op Geul op 9‑2‑1902 (akte
3).
Vm. Jan Leo
Mommers, zn. van Petrus Hubertus Mommers (IVg) (dagloner) en
Maria Elisabeth Dackers,
geb. te Hulsberg op 6‑3‑1881, werkman, tr.
(beiden 21 jaar oud) te Berg en Terblijt op
27‑11‑1902 (akte 10), (gesch. te
Maastricht, Arr. Rechtb op 4‑2‑1937) met
Maria Anna Meertens,
dr. van Martinus Meertens en Maria Helena Meuwissen,
geb. te Berg en Terblijt op 27‑4‑1881.
Uit dit huwelijk 7 kinderen:
1. N.N.,
geb. te Oud‑Valkenburg op 28‑1‑1903 (doodgeb.),
ovl. (akte 2).
2. Maria Elisabeth,
geb. te Valkenburg a/d Geul op 23‑7‑1904 (akte
25), ovl. (7 maanden oud) te
Valkenburg a/d Geul op 5‑3‑1905 (akte 7).
3. Johannes Christiaan Hubertus
Mommers,
geb. te Valkenburg a/d Geul op 18‑10‑1905,
letterzetter, tr. (resp. 24 en 26 jaar oud) te Schin op Geul
op 26‑9‑1930 (akte 6) met
Johanna Oonincx,
dr. van Dingeman Oonincx (metselaar) en
Antonetta Steen van,
geb. te Ginneken en Bavel op 22‑1‑1904.
4. Maria Hubertina Peternella, geb.
te Schin op Geul circa 1909, ovl. (ca. 2 jaar
oud) te Schin op Geul op 1‑6‑1911.
5. Hubertina Wilhelmina
Mommers, geb. te Schin op Geul op
1‑3‑1910 (akte 5), tr. (resp. 23 en 27 jaar
oud) te Schin op Geul op 19‑10‑1933 (akte
9) met Franciscus Hubertus
Schreurs,
zn. van Nicolaas Schreurs en
Maria Kooijmans,
geb. te Mheer op 22‑1‑1906 (akte
1), banketbakker.
6.
Maria Petronella
Mommers,
geb. te Schin op Geul circa 1912, tr. (resp.
ca. 21 en ca. 16 jaar oud) te Schin op Geul
op 17‑2‑1933 (akte 1) met
Karel Antonius Marinus
Detillon,
zn. van Johannes Hubertus Detillon en Hermina Fransen,
geb. te Boxmeer circa 1917, mijnwerker.
7. Hubertina Elisabeth,
geb. in 1913, ovl. te Schin op Geul op
31‑3‑1913 (akte 13), 2 mnd oud.
Vn. Martinus
Mommers,
zn. van Jan Pieter Mommers (IVh) (tuinder
te Limmel-Meerssen) en Elisabeth Engelen (Dagloonster),
geb. te Meerssen op 4‑7‑1865 (get: Lories en
Gilissen, akte 43), zinkwerker, aannemer, tr. (resp. 24 en 27 jaar oud) te
Maastricht op 10‑7‑1889 (akte
102) met Maria Margaretha Rosa
Last, dr. van Jan Nicolaas Last en
Maria Johanna Reul (Reus),
geb. te Oud‑Valkenburg
Sibbe op 1‑12‑1861 (akte
15), Caféhoudster, ovl. (67 jaar oud) te
Limmel‑Maastricht op 17‑11‑1929 (akte 726).
Uit dit huwelijk 10 kinderen:
1. N.N.,
geb. te Meerssen op 3‑7‑1890 (doodgeb.), ovl. (akte
44).
2. Pieter
Mommers, geb. te Limmel‑Meerssen op
5‑10‑1891, volgt VIc.
3. Anna Elisabeth
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 21‑9‑1893 (get:
Manger en Lemeer, akte 104), tr. (resp. 27 en 30 jaar oud) te
Maastricht op 21‑9‑1920 (akte 386) met Peter Joseph
Steins, zn. van Jan Willem Steins en
Anna Catharina Huijts,
geb. te Bunde op 27‑2‑1890 (akte
5), broodbakker.
.
4. Maria Hubertina
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 15‑7‑1895 (get:
Geelen en Boshouwers, akte 110), winkelierster, tr. (beiden 33 jaar oud) te
Maastricht op 31‑8‑1928 (akte 294) met Marie Hubert Louis
Vossen,
zn. van Johannes Hendrikus Vossen (Smid) en Maria Catharina Hubertina Mesters,
geb. te Meerssen op 7‑7‑1895, bankwerker.
5. Johannes Hubertus, geb. te
Limmel‑Meerssen op 28‑2‑1897 (get: Manger en
Kreemers, akte 27), ovl. (6 maanden oud) te
Limmel‑Meerssen op 1‑9‑1897 (akte 64).
6. Anna Catharina
Mommers, geb. te Limmel‑Meerssen op
28‑2‑1897 (get: Manger en Kreemers, akte 28), Winkeljuffrouw, ovl. (75 jaar oud)
te Meerssen op 28‑9‑1972 (get: overl. 15.45 uur
akte 25), relatie met Jan Leonard
Jungblut.
7. Maria Elisabeth, geb. te
Rothem‑Meerssen op 30‑5‑1899 (get: Bouwens en
Somers, akte 64), ovl. (2 maanden oud) te
Limmel‑Meerssen op 6‑8‑1899 (akte 48).
8. Johannes Hubertus
Mommers, geb. te Rothem‑Meerssen op
30‑5‑1899, volgt VId.
9. Anna Maria
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 17‑10‑1901 (get:
Mesters en Ubachs, akte 186), tr. (18 jaar oud) te
Maastricht op 21‑9‑1920 met Pieter Joseph
Steins,
zn. van Jan Willem Steins en
Anna Catharina Huijts,
geb. te van Bunde.
10. Johannes Hubertus,
geb. te Limmel‑Meerssen op 17‑10‑1901 (get:
Mesters en Ubachs. akte 185), ovl. (5 maanden oud) te
Limmel‑Meerssen op 27‑3‑1902 (akte 34).
Vo. Johannes
Caspar Mommers, zn. van Jan
Pieter Mommers (IVh) (tuinder
te Limmel-Meerssen) en Elisabeth Engelen (Dagloonster),
geb. te Limmel‑Meerssen op 16‑4‑1867 (get:
Brune en Ruiters, akte 34), aardewerker, ovl. (73 jaar oud) te
Maastricht op 4‑2‑1941 (akte
112), tr. (resp. 30 en 28 jaar oud) te Meerssen
op 1‑5‑1897 (get: Mesters, Manger, Lemeer en Honee, akte 6) met
Maria Mechtildis
Gilissen, dr. van Nicolaas Gilissen en
Sophia Rosencrans (wnd
Limmel-Meerssen), geb. te Limmel‑Meerssen op
14‑2‑1869.
Uit dit huwelijk 4 kinderen:
1. Josephine
Mommers,
geb. te Meerssen op 2‑7‑1900 (get: Honee en
Somers, akte 105), glasbewerkster, tr. (resp. 30 en 36 jaar oud) te
Maastricht op 19‑9‑1930 (akte 388) met Johannes Martinus
Hubertus Wijckmans,
zn. van Johannes Petrus Wijckmans en Helena Claessens,
geb. te Meerssen op 4‑4‑1894, glasslijper.
2. Guillaume, geb. te
Meerssen op 18‑6‑1902 (get: Guill. Honee en
Leopold Hub. Somers, akte 112).
3. Joseph,
geb. te Meerssen op 12‑9‑1904 (get: M.Duijzings
en L.Bouwens, akte 171), ovl. (11 maanden oud) te
Limmel‑Maastricht op 3‑9‑1905 (akte 85).
4. Helena
Mommers,
geb. te Meerssen op 3‑5‑1907 (get: J.Kusters en
L.Bouwens, akte 75), aardewerkster, tr. (resp. 28 en ca. 24 jaar oud) te
Maastricht op 8‑11‑1935 (akte
461) met Wilhelmus
Baade,
zn. van Josephus Baade en Anne Judith Pluijmeekers, geb. te
Maastricht circa 1911, spijkerblauwer.
Vp. Pieter
Wilhelmus Mommers,
zn. van Jan Pieter Mommers
(IVh) (tuinder
te Limmel-Meerssen) en Elisabeth Engelen (Dagloonster),
geb. te Limmel‑Meerssen op 22‑5‑1875 (get:
Flendrig en Smeets, akte 47), dagloner, ovl. (84 jaar oud) te
Maastricht op 5‑11‑1959 (akte 726), tr. (resp. 20 en 19 jaar oud) te
Meerssen op 9‑11‑1895 (get: Heuvelmans,
Niemeijer, Lemeer en Mesters, akte 29) met
Elisabeth Hubertina Vangeladbeek
(Van Gelabeek), dr. van Pieter Vangeladbeek (Dagloner
te Limmel-Meerssen) en Barbara Wetzels,
geb. te Meerssen op 12‑2‑1876, ovl. (85 jaar
oud) op 17‑10‑1961.
Uit dit huwelijk 7 kinderen:
1. Maria Hubertina Catharina,
geb. te Limmel‑Meerssen op 7‑8‑1896 (get:
JH.Oberndorff en Mesters, akte 107), ovl. (67 jaar oud) op 7‑1‑1964.
2. Pieter Wilhelmus
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 19‑10‑1898, ovl. (72
jaar oud) op 29‑4‑1971, volgt VIe.
3. Maria Hubertina
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 2‑5‑1901 (get:
P.Lemeer en L.Bouwens, akte 84), ovl. (61 jaar oud) op 9‑2‑1963, tr. (resp. 24
en 34 jaar oud) te Maastricht op 7‑8‑1925 (akte
238) met Hendrikus Hubertus (Ber)
Vermeeren,
zn. van Hendrik Hubert Vermeeren en
Maria Hubertina Francisca Kloster,
geb. te Itteren op 13‑1‑1891, politieagent, ovl.
(76 jaar oud) op 18‑9‑1967, wnd Maastricht, Vrijthof
20.
4. Josephina Hubertina,
geb. te Meerssen op 23‑3‑1904 (get: L.Bauwens
en P.Manger, akte 56), ovl. (85 jaar oud) te
Maastricht op 9‑9‑1989.
5. Caspar Hubertus
Mommers,
geb. te Meerssen op 27‑8‑1906, ovl. (86 jaar
oud) op 10‑11‑1992, volgt VIf.
6. Maria Elisabeth, geb. te
Meerssen op 16‑6‑1909 (get: A.Jaspar en
H.Rouvroije, akte 102), ovl. (74 jaar oud) op 15‑10‑1983.
7. Francisus Jozef
Mommers, geb. te Limmel‑Meerssen op
31‑3‑1912, ovl. (53 jaar oud) op 21‑3‑1966, volgt VIg.
Vq. Johannes
Hubertus Mommers,
zn. van Caspar Mommers
(IVi) (dagloner) en
Anna Maria Paulissen (dienstmeid), geb. te Meerssen
op 31‑5‑1868, mijnwerker, ovl. (84 jaar oud) te
Meerssen op 30‑11‑1952 (akte 59), tr.
(resp. 27 en 20 jaar oud) te Meerssen op
20‑7‑1895 (get: Mesters, Lemeer, Mommers en Mangez, akte 17) met
Maria Josephina
Ubachs,
dr. van Johannes Ubachs (Dagloner wnd Rothem-Meerssen) en Theresia Mulkens,
geb. te Meerssen op 5‑10‑1874, ovl. (53 jaar
oud) te Meerssen op 2‑5‑1928 (akte
34).
Uit dit huwelijk 11 kinderen:
1. Therese
Mommers, geb. te Rothem‑Meerssen op
10‑11‑1895 (get: Mesters en Lemeer, akte 143), ovl. (80 jaar oud) te
Maastricht op 27‑6‑1976, begr. te
Meerssen op 30‑6‑1976, tr. (resp. 21 en 25 jaar
oud) te Meerssen op 9‑6‑1917 (akte
22) met Pieter Hubert
Willems,
zn. van Renier Willems (Schrijnwerker wnd Bunde) en Maria Cornelia Ummels,
geb. te Bunde op 11‑9‑1891, mijnwerker adres
Meerssen, Dom. Hexstraat 32, ovl. (87 jaar oud) te
Geleen op 17‑11‑1978, begr. te Meerssen
op 21‑11‑1978. Uit dit huwelijk 5 kinderen.
2. Maria Antoinetta, geb. te
Meerssen circa 1897, ovl. (ca. 2 jaar oud) te
Rothem‑Meerssen op 2‑8‑1899 (akte
45).
3. Maria Catharina,
geb. te Meerssen op 2‑9‑1897 (get: Mesters en
Manger, akte 99), ovl. (1 jaar oud) te Meerssen
op 2‑7‑1899.
4. Francisca,
geb. te Rothem‑Meerssen op 3‑12‑1898 (get:
Smeets en Lemeer, akte 166), ovl. (10 maanden oud) te
Meerssen op 17‑10‑1899 (akte 80).
5. Jacobus Johannes
Mommers,
geb. te Limmel‑Meerssen op 19‑8‑1900, ovl. (78
jaar oud) te Meerssen op 13‑12‑1978,
volgt VIh.
6. Anna Josephina,
geb. te Ambij op 7‑1‑1902 (akte
2).
7. Gerardus Hubertus
Mommers, geb. te Amby op 24‑8‑1903,
volgt VIi.
8. Henri Joseph
Mommers, geb. te Amby op 31‑12‑1904,
ovenwerker, ovl. (46 jaar oud) te Wassenaar op
23‑10‑1951 (akte 267), tr. (resp. 24 en 22 jaar
oud) te Maastricht op 4‑9‑1929 (akte
348) met Elisabeth
Cramer,
dr. van Henricus Josephus Pierre Cramer (stadswerkman) en Johanna Leerintveld,
geb. te Maastricht op 7‑12‑1906.
9. Maria Cornelia,
geb. te Meerssen op 5‑4‑1907 (get: P.A.Lahaye
en H.Hermans, akte 55), ovl. (6 maanden oud) te
Meerssen op 3‑11‑1907 (get: de vader, akte 101).
10. Peter Alexander,
geb. te Meerssen op 22‑6‑1908, ovl. (70 jaar
oud) te Meerssen op 11‑8‑1978,
volgt VIj.
11. Lucia Maria,
geb. te Meerssen op 1‑12‑1910 (get: J.Kusters
en H.Rouvroye. akte 225).
Vr. Willem
Hubert Mommers,
zn. van Caspar Mommers (IVi) (dagloner) en
Anna Maria Paulissen (dienstmeid),
geb. te Limmel‑Meerssen op 5‑5‑1872 (get:
Mesters en Ruiters, akte 36), arbeider, tr. (resp. 24 en 20 jaar oud) te
Borgharen op 9‑11‑1896 (akte
5) met Maria Hubertina
Bartels,
dr. van Gilius (Julius Mathijs) Bartels en
Anna (Antoinette) Maijelle,
geb. te Borgharen op 20‑6‑1876, ovl. (23 jaar
oud) te Meerssen op 19‑5‑1900 (akte
44).
Uit dit huwelijk 2 kinderen:
1. Caspar Wilhelmus,
geb. te Borgharen op 30‑10‑1897 (akte
19).
2. Maria Catharina,
geb. te Meerssen op 18‑4‑1900 (get: Volkhemer
en Verstegen, akte 61).
Vs. Johannes
Mommers, zn. van Caspar Mommers
(IVi) (dagloner) en
Anna Maria Paulissen (dienstmeid),
geb. te Limmel‑Meerssen op 15‑1‑1879 (get:
Coumans en Moermans, akte 8), fabr. arb. wnd Maastricht Jerusalemweg 26, ovl.
(80 jaar oud) te Eijgelshoven op 7‑6‑1959 (akte
8), tr. (resp. 24 en 20 jaar oud) te Meerssen
op 21‑2‑1903 (get: Bauwens, Sijben, Manger, Lemeer, akte 5) met
Elisabeth Haagmans,
dr. van Adam Haagmans (Metselaar
wnd Limmel-Meerssen) en Maria Ida Walraeven,
geb. te Meerssen op 2‑11‑1882.
Uit dit huwelijk 11 kinderen:
1. Guillaume,
geb. te Meerssen op 22‑7‑1903 (get: Sijben en
Honee, akte 139), ovl. (4 maanden oud) te Meerssen
op 18‑12‑1903 (akte 98).
2. Antoinette
Mommers,
geb. te Meerssen op 23‑7‑1904 (get: Kusters en
Sijben, akte 137), glasblaaster, overl. Kerkrade 18-12-1996 tr. (resp. 19 en 23 jaar oud) te
Maastricht op 20‑6‑1924 (akte 205) met Joannes Hubertus
Sour,
zn. van Hubertus Nicolaas Sour en
Barbara Budy,
geb. te Amby op 4‑8‑1900, mijnwerker.
3. Maria Helena
Mommers,
geb. te Meerssen op 19‑2‑1906 (get: L.Bauwens
en J.Ubaghs, akte 32), porcelein arb, tr. (resp. 24 en 28 jaar oud) te
Maastricht op 27‑6‑1930 (akte 253) met Petrus Hubertus
Jongen, zn. van Franciscus Hubertus
Jongen (meubelmaker) en Catharina Hubertina Zanen van,
geb. te Maastricht op 28‑9‑1901, chauffeur.
4. Adam Pierre Mommers, geb. te Meerssen op 8‑1‑1908 (get: J.Kusters en A.Jasper, akte 6)
5. Wilhelmus Joannes
Mommers,
geb. te Meerssen op 29‑5‑1910 (get: H.Rouvroyee
H.Cobben, akte 117), Chauffeur, tr. (resp. 21 en 20 jaar oud) te
Sittard op 5‑6‑1931 (akte
44) met Judith Maria
Blokpoel,
dr. van Mathis Blokpoel (grondkweker) en
Anna Maria Stevens,
geb. te Sittard op 18‑9‑1910 (akte
170).
Vertrek uit Maastricht 9.5.1931 naar Sittard.
6. Pierre,
geb. te Meerssen op 2‑10‑1912 (get: W.Limpens
en G.Claesssens, akte 192), ovl. (4 maanden oud) te
Meerssen op 4‑2‑1913 (akte 13).
7. Maria Ida,
geb. te Meerssen op 7‑9‑1913 (get: Henri
Rouvrije en Jan Schaepkens, akte 176), ovl. (6 maanden oud) te
Meerssen op 14‑3‑1914 (akte
23).
8. N.N., geb. te
Meerssen op 5‑11‑1914 (akte
116) (doodgeb.).
9. Willem,
geb. te Meerssen op 6‑11‑1915 (get: H.Smeets en
P.Kreemers, akte 197).
11. Antoine Michel,
geb. te Maastricht.
Vt.
Pieter
Willem Mommers,
zn. van Jan Mommers
(IVj) (Dagloner) en Ida Palmans, geb. te Veldwezeld [België]
circa 1868, dienstknecht,wnd Maastricht Kattenstraat 6, ovl. (ca. 85 jaar oud)
te Maastricht op 7‑2‑1953 (akte
101), tr. (resp. ca. 29 en 19 jaar oud) te
Maastricht op 29‑9‑1897 (akte 170) met Maria Josephina
Willems, dr. van Pieter Willems en Cornelia Huits,
geb. te Berg en Terblijt op 8‑2‑1878 (akte
4).
Uit dit huwelijk 9 kinderen:
1. Petrus Wilhelmus
Mommers,
geb. te Maastricht op 30‑1‑1898,
volgt VIk.
2. Johannes, geb. te
Maastricht op 13‑2‑1899 (akte 158), ovl. (2 maanden oud) te
Maastricht op 15‑4‑1899 (akte 204).
3. Arnoldus Hubertus,
geb. te Maastricht op 20‑4‑1900 (akte 368), ovl. (1 jaar oud) te
Maastricht op 10‑8‑1901 (akte 489).
4. Louis,
geb. te Maastricht in 1901, ovl. te
Maastricht op 5‑2‑1902 (akte
91, oud 4 mnd).
5. Jean, geb. te
Maastricht op 2‑10‑1901 (akte
989).
6. N.N.,
geb. te Maastricht op 29‑7‑1902 (doodgeb.), ovl. (akte
493).
7. Hubertus Josephus
Mommers,
geb. te Maastricht op 28‑5‑1903,
volgt VIl.
8. Johannes Hubertus
Mommers,
geb. te Maastricht op 21‑4‑1906,
magazijnknecht, tr. (resp. 20 en 21 jaar oud) te
Maastricht op 23‑2‑1927 (akte 54) met
Maria Helena Agnes
Mares,
dr. van Hugo Hubertus Mares (brouwersknecht) en
Maria Josepha Gijskens,
geb. te Oud Vroenhoven op 10‑7‑1905,
dagdienstbode.
9. N.N.,
geb. te Maastricht op 22‑5‑1908 (doodgeb.), ovl. (akte
323).
Vu. Gerardus
Mommers,
zn. van Johannes Pieter Mommers
(IVl) (dagloner,
landbouwer) en Maria Elisabeth Jaspers (Meid
te Limmel-Meerssen), geb. te Meerssen op
4‑2‑1886 (get: Schouteten en Rouschop, akte 10), fabr. arb. wnd na 1922
Terwinselen, ovl. (71 jaar oud) te Kerkrade op
28‑10‑1957 (akte 339), tr. (resp. 23 en 21 jaar
oud) te Meerssen op 31‑7‑1909 (get: W en
H.Jeukens, Mommers, Offermans, akte 21) met
Trinette Jeukens,
dr. van Pieter Jeukens (Fabr.
opzichter wnd Limmel-Meerssen) en Agnes Schaaf,
geb. te Maastricht op 23‑12‑1887, ovl. (ca. 40
jaar oud) in 1928.
Uit dit huwelijk 9 kinderen:
1. Johannes Theodoris, geb. te
Meerssen op 14‑6‑1910 (get: E.Timmermans en
J.H. Thoma, akte 131), ovl. (24 jaar oud) te Heerlen
op 2‑6‑1935 (akte 265).
2. Pieter,
geb. te Meerssen op 4‑11‑1913 (get: J.Lahaye en
J.Kusters, akte 207), ovl. (één week oud) te Meerssen
op 11‑11‑1913 (akte 117).
3. Gertrudis,
geb. in 1919, ovl. (ca. 1 jaar oud) te Maastricht
op 22‑1‑1920 (akte 48), oud 3 weken.
4. N.N.,
geb. te Maastricht op 27‑2‑1923 akte 124 (doodgeb.).
5. Lambertus, geb. te
Meerssen, tr. Zaandam
? met D.
Duyker.
6. May.
7. Theo,
ovl. circa 1922 jong overleden.
8. Antoinette.
9. Vien.
Vv.
Petrus
Gerardus Mommers,
zn. van Johannes Pieter Mommers
(IVl) (dagloner,
landbouwer) en Maria Elisabeth Jaspers (Meid
te Limmel-Meerssen), geb. te Limmel‑Meerssen op
6‑9‑1896 (get: Lemeer en Honee, akte 127), spoorwegconducteur, tr. (resp. 25 en
33 jaar oud) te Maastricht op 7‑1‑1922 (akte
13) met Maria Barbara
Ruijters,
dr. van Jan Pieter Ruijters en Maria Hubertina Bingen, geb. te
Maastricht op 19‑1‑1888.
Uit dit huwelijk 7 kinderen:
1. Annetta Maria Elisabeth,
geb. te Maastricht.
2. Paulina Barbara, geb. te
Maastricht.
3. Pieter,
geb. te Maastricht.
4. Louis Pierre,
geb. te Maastricht.
5. Hubertus Joseph, geb. te
Maastricht.
6. Maria,
geb. te Maastricht.
7. Maria Elisabeth,
geb. te Maastricht.
Vw. Hubertus
Franciscus Mommers,
zn. van Bartholomeus Mommers (IVm) (werkman) en
Joanna Maria Nobelen,
geb. te Maastricht op 15‑1‑1879, arb. wnd
Limmel-Meerssen, ovl. (63 jaar oud) te Maastricht
op 1‑10‑1942 (akte 614), tr. (beiden 25 jaar
oud) te Heer op 1‑10‑1904 (akte
13) met Maria Agnes
Schreurs,
dr. van Anton Schreurs (portier) en
Anna Elisabeth Gotzen, geb. te Leuth, [Duitsland]
op 18‑11‑1878.
Uit dit huwelijk 7 kinderen:
1. Franciscus Hubertus,
geb. te Meerssen op 24‑3‑1905 (get: J.H.Verweij
en J.Verstappen, akte 52).
2. Antonius Hubertus,
geb. te Meerssen op 23‑9‑1906 (get: C.H.Smeets
en J.Kusters, akte 172).
3. Josephus Hubertus,
geb. te Meerssen op 8‑9‑1908 (get: H.Verstegen
en J.Ubaghs, akte 168).
4. Maria Anna,
geb. te Meerssen op 7‑2‑1911 (get: L.Bauwens en
M.Bauwens, akte 28).
5. Hubertus Joannes,
geb. te Meerssen op 14‑2‑1913 (get: J.A.Meyer
en Guill. Claessens, akte 35), ovl. (6 weken oud) te
Meerssen op 1‑4‑1913 (akte 36).
6. Hubertus Joannes,
geb. te Meerssen op 13‑2‑1914 (get: Jacques
Bartholomeus en Joseph Kusters, akte 31).
7. N.N.,
geb. te Meerssen op 25‑9‑1919 (akte
94) (doodgeb.).
Vx. Christiaan Hubert Mommers, zn. van Franciscus Mommers (IVn) (wnd Oud Vroenhoven) en Agnes Schuffelers, geb. te Sint Pieter‑Maastricht op 2‑12‑1875 (akte 31), voerman, ovl. (76 jaar oud) te Maastricht op 3‑9‑1952 (akte 566), tr. (beiden 24 jaar oud) te Oud Vroenhoven op 30‑8‑1900 (akte 17) met Maria Hubertina Schils, dr. van Hermanus Schils (Landbouwer wnd Oud Vroenhoven) en Maria Anna Krijns, geb. te Oud Vroenhoven op 9‑9‑1875, overl.Maastricht 14-3-1954(akte 204)
Uit dit huwelijk 5 kinderen:
1. N.N.,
geb. te Oud Vroenhoven op 11‑2‑1902 (doodgeb.),
ovl. (akte 11).
2. Hermanus
Mommers, geb. te Maastricht op
20‑3‑1906, transportarbeider, ovl. (47 jaar oud) te
Maastricht op 15‑10‑1953 (649), tr.
(resp. 26 en 20 jaar oud) te Maastricht op
30‑12‑1932 (akte 448) met
Catharina Maes,
dr. van Ludovicus Hubertus Maes en
Barbara Hubertina Pluijmaekers,
geb. te Maastricht op 5‑4‑1912, aardewerkster.
3. Anna Maria
Mommers, geb. te Oud Vroenhoven op
11‑5‑1908, tr. (resp. 22 en 23 jaar oud) te Maastricht
op 31‑12‑1930 (akte 503) met
Philippus Ludovicus
Schmidt, zn. van Mathieu Schmidt en Maria Catharina D'elfant,
geb. te Maastricht op 30‑8‑1907, gipsvormer.
4. Maria Hubertina
Mommers,
geb. te Oud Vroenhoven op 25‑9‑1909 (akte
108), tr. met Pieter
Pais,
zn. van Leonardus Pais en
Maria Catharina Morren,
geb. te Maastricht circa 1907, sanitairwerker.
5. Agnes Hubertina Mommers, geb. Oud-Vroenhovenop 22-11-1913 (akte 126), tr. te Maastricht op 28-4-1937 (akte 169) met Pieter Blanckers geb. Maastricht 17-7-1912 (akte 645), ber. glasblazer zn. van Leonardus Hubertus Blanckers en Maria Catharina Seuntjens
Generatie
VI
VIa. Joseph Michiel Mommers, zn. van Hubertus Mommers (Vb) (dagloner) en Maria Gertrudis Charlotte Wings (Dagloonster), geb. te Rothem‑Meerssen op 8‑5‑1907 (get: F.Mommers en P.Meyers, akte 77), Bakker wnd Meerssen Bunderstraat, ovl. (63 jaar oud) te Heerlen op 2‑6‑1970, begr. te Meerssen op 5‑6‑1970, tr. met Anna Margaretha Hornesch, geb. Cadier en Keer op 8-2-1915 (akte 1)ovl. op 9‑11‑1993, begr. te Meerssen op 13‑11‑1993, dochter van Egidius Joseph Hornesch en Maria Helena Duijsens
Lid van de gemeenschap van Oud -Illegale
Werkers Nederland.
Uit De Limburger,1991.
"Onbekende Heldendaden" Meerssenaren beschreven.
Joden overleefden bij bakkersechtpaar Mommers.
De titel van het boek luidt:'Judenverfolgung und Fluchthilfe im
Deutsch-Belgischen Grenzgebiet". De auteur is Han-Dieter Arntz. Maandenlang
sloot deze 49-jarige leraar uit het Duitse Euskirchen zich op in stoffige
archieven. Hij Sprak met meer dan honderdvijftig joden die de Duitse Eifel in de
oorlogsjaren ontvluchten, ontsnapten naar het buitenland. Het resultaat: een
810 pagina's dik relaas over mensensmokkel en de ondoorzichtige handel in
doodsbange joden. Tijdens zijn vele speurwerk stuitte de schrijver op een brief,
gedateerd 4 maart 1948, aan de burgemeester van het plaatsje Gemund, in de
Duitse Eifel. De brief was ondertekend door Albert en zijn echtgenote Hedwig
(Eva) Zeligman. Arntz had weer een joods echtpaar ontdekt, dat de oorlog had
overleefd. Dankzij een Meerssens echtpaar: Joseph en Anna Mommers.
De brief van de Duitse schrijver Hans-Dieter Arntz ligt op de vensterbank. Anna
Mommers (76) heeft hem bewaard. Ze heeft aan zijn verzoek om haar herinneringen
aan de oorlogsjaren en aan het joodse echtpaar Eva en Albert Zeligman op papier
te zetten, gehoor gegeven.
In een bovenkamer van het hoekhuis aan de Bunderstraat in Meerssen, hangt nog
een foto. Van de vroegere bakkerij, die ze samen met haar in 1970 overleden
echtgenoot Joseph runde,Daar, in dat achterkamertje", haar vinger wijst naar een
klein raampje, links achter het statige huis,daar hebben we hen negentien
maanden lang verstopt.".
Anna Mommers heeft het boek van Arntz nog niet gelezen,Ik wist niet een dat het
al af was. Maar het boek is in de Duitse taal geschreven. Jammer, als het een
Nederlandstalig werk was, zou ik het meteen kopen." Arntz na Joop Geysen, een
van de eerste die de daden van de twee 'bescheiden Meerssense redders' vastlegt
op papier.
Kinderen:
,Anna herinnert zich uit het dagboek de passage waarin Geysen beschrijft hoe de
Duitsers hun dochter Hilda en zoon Herbert Zeligman op de trein zetten. Zij
stierf in Auschwitz, Herbert kwam in Blechhammer om het leven.".
Op het Maastrichtse station begint ook het verhaal van hun ouders. Arntz
beschrijft gedetailleerd hoe zij de joden de Duitsers te slim af waren, en
uiteindelijk terecht kwamen bij bakker Mommers,Eva deed op die kermisdinsdag,
25 augustus 1942, net alsof ze heel erg ziek was en dus niet kon reizen. De
nazi's geloofden haar, stuurden haar samen met haar man terug naar huis. Ze
hadden even verderop een slagerij. Mijn man kwam er vaker, om brood te brengen.
Albert was in die tijd heel erg bang, bang dat de Duitsers hem toch zouden
vinden. Mijn man zei: Als het zover is, kom je maar bij ons. En op een winterse
avond, in februari 1943, stonden ze voor de deur. We hebben hen binnen gelaten.
En toen ze eenmaal binnen waren, konden we hen niet meer op straat zetten",
vertelt Anna, een fors gebouwde vrouw, moeder van drie kinderen.
Lopend vuurtje:
Anna denkt niet graag terug aan de negentien maanden dat Eva en Albert in haar
huis verbleven. Het nieuws van het verdwenen joodse echtpaar ging als een lopend
vuurtje door het dorp. In de bakkerij van de familie Mommers verhaalden klanten
over het tragische lot van de slager en zijn vrouw,En wij deden net alsof we
nergens vanaf wisten. Stel je voor dat iemand erachter kwam dat wij hen
verborgen hielden. We liepen gevaar, net als onze kinderen." Het personeel moest
Anna op een afstand houden. Als er bezoek over de vloer kwam, was ze
doodsbenauwd dat iemand het echtpaar zou ontdekken, zou horen dat er iemand in
het zolderkamertje rondliep,Het was een zware tijd. Ik zeulde met kolen, eten en
water de trap op en af, om onze onderduikers warm te houden en van voedsel te
voorzien", herinnert ze zich,Negentien maanden lang !" In september 1944 kwam de
verlossing: de bevrijding van Meerssen. Voor Anna en Joseph was het hoofdstuk
over de oorlog afgesloten. En het joodse echtpaar ? Dat ging zijn eigen weg. Eva
stierf op 25.1.1955 in Meerssen. Haar man vertrok later naar Den Haag. Albert en
zijn vrouw waren de laatste die op het joodse kerkhof in Meerssen werden
begraven.
Achtergrond:
,De bescheiden redders verdwenen naar de achtergrond. Ze wilden het zo",
schrijft Hans-Dieter Arntz op pagina 700 van zijn uitvoerige boekwerk,Andere
hoben nach dem 2,Weltkrieg ihre Verdienste hervor.",Ach, wat had ik daaraan
gehad", klinkt het berustend uit de mond van Anna,We hadden het allemaal
overleefd, en dat was het belangrijkste." Ze is pas ontroerd als ze verder leest.
Uit deze relatie 4 kinderen:
1. Hub Mommers,
geb. te Meerssen op 8‑3‑1940, ovl. (61 jaar
oud) te Meerssen op 24‑6‑2001, begr. te
Meerssen op 29‑6‑2001, relatie met
Elly Janssen,
geb. circa 1940, ovl. (ca. 73 jaar oud) op 13‑11‑2013, begr. te
Meerssen op 19‑11‑2013. wnd Ulestraten.
2. Annie ,
geb. te Meerssen op 9‑12‑1941, ovl. (62 jaar
oud) te Heerlen op 29‑9‑2004, begr. te
Meerssen, relatie met
Werner Duren.
wnd Nijswiller-Wittem.
3. Michiel Joseph Marie
Mommers,
volgt VIIa.
4. Hubertus
Mommers,
volgt VIIb.
VIb. Chrit
Mommers,
zn. van Machiel Mommers
(Vc) (porseleinschilder) en
Virgenie Poolmans (porceleindrukster),
geb. te Maastricht op 6‑2‑1904, Winkelier,
handelsreiziger vanaf ca. 1930 ambtenaar Min. van Waterstaat, ovl. (ca. 80 jaar
oud) circa 1985, tr. (resp. 24 en 20 jaar oud) te 's‑Gravenhage
op 9‑1‑1929 met Cornelia
Sontrop, dr. van Petrus Sontrop (Schoenmaker,
winkelier 1921) en Johanna Maria Bos,
geb. te Houten op 25‑12‑1908, Dienstbode, ovl.
(minstens 80 jaar oud) na 1989.
Uit dit huwelijk een dochter:
1. Cornelia Christina (Cocky-Cockie)
Mommers,
geb. te Leiden op 10‑8‑1929, ovl. (75 jaar oud)
te Hoorn op 14‑7‑2005 overl.
in Verpleeghuis Lindendael, een verpleeghuis voor oudere mensen met geheugen- en
gedragsplomen, tr. (1), (gesch. voor 2005) met
Jan Köning,
Schilder wnd Grootebroek.tr. (2) met --
N.N.,
Tandarts (praktijk in Noord-Holland).
VIc. Pieter
Mommers,
zn. van Martinus Mommers
(Vn) (zinkwerker,
aannemer) en Maria Margaretha Rosa Last (Caféhoudster),
geb. te Limmel‑Meerssen op 5‑10‑1891 (get:
Lemeer en Manger, akte 113), overl. 21-6-1975 Administrateur Ziekenhuis Calvariënberg, tr. (resp.
28 en ca. 29 jaar oud) te Meerssen op
4‑5‑1920 (akte 16) met
Anna Maria Matti,
dr. van Joannes Matti (Winkelier
te Maastricht) en Anna Elisabeth Vroemen,
geb. te Meerssen 27-12-1892.
Uit dit huwelijk 2 dochters:
1. Alice.
2. Rosaline.
VId. Johannes
Hubertus Mommers,
zn. van Martinus Mommers
(Vn) (zinkwerker,
aannemer) en Maria Margaretha Rosa Last (Caféhoudster),
geb. te Rothem‑Meerssen op 30‑5‑1899 (get:
Bouwens en Smets, akte 63), kantoorbediende, koopman wnd Maastricht,
Hertogsingel 34, tr. (resp. 29 en 25 jaar oud) te
Maastricht op 8‑6‑1928 (akte 188) met
Maria Hubertina Koch,
dr. van Leo Koch en Anna Helena Maria Loo van, geb. te
Maastricht op 1‑4‑1903.
Uit dit huwelijk 2 kinderen:
1. Martinus Gerardus Cornelia, geb.
te Maastricht.
2. Hubertina Leonie Theresia,
geb. te Maastricht.
VIe. Pieter
Wilhelmus Mommers,
zn. van Pieter Wilhelmus Mommers
(Vp) (dagloner) en
Elisabeth Hubertina Vangeladbeek (Van Gelabeek), geb. te
Limmel‑Meerssen op 19‑10‑1898 (get: Mesters en
Bouwens, akte 144), arbeider, ovl. (72 jaar oud) op 29‑4‑1971, tr. (resp. 24 en
19 jaar oud) te Maastricht op 7‑2‑1923 (akte
45) met Maria Johanna
Ritz, dr. van Christiaan Antonius Ritz (schrijnbewerker) en
Maria Catharina Henriettha Geurden, geb. te Maastricht
op 13‑4‑1903, Glasbewerkster, ovl. (66 jaar oud) te
Maastricht op 22‑9‑1969.
Uit dit huwelijk 6 kinderen:
1. Jettie, geb. op 17‑4‑1924, ovl.
(12 jaar oud) op 17‑7‑1936.
2. Lies Mommers,
geb. op 7‑5‑1927, ovl. (62 jaar oud) op 21‑9‑1989, relatie met
Jan Vreeswijk.
Uit deze relatie 3 dochters.
3. Ber Mommers,,
volgt VIIc.
4. Jeannette
Mommers, tr. met Louis
Reijnders,
zn. van Wilhelmus Hubertus Reijnders en
Maria Philomena Akker van
5. Tonny Mommers,
relatie met Lambert
Cruts.
Uit deze relatie 2 kinderen.
6. Els Mommers,
relatie met Martin
Limbourg.
Uit deze relatie 3 kinderen.
VIf. Caspar
Hubertus Mommers,
zn. van Pieter Wilhelmus Mommers
(Vp) (dagloner) en Elisabeth Hubertina Vangeladbeek (Van Gelabeek),
geb. te Meerssen op 27‑8‑1906 (get: H.Mesters
en J.Aarts, akte 158), ovl. (86 jaar oud) op 10‑11‑1992, relatie met
Gertruda Gerwen
van,
geb. op 18‑7‑1907, ovl. (87 jaar oud) in 7‑1995.
Uit deze relatie 3 kinderen:
1. Jef Mommers,
volgt VIId.
2. Lies
Mommers, relatie met
Leon Peeters.
Uit deze relatie een zoon.
3. Theo Mommers,
volgt VIIe.
VIg. Francisus
Jozef Mommers, zn. van Pieter
Wilhelmus Mommers
(Vp) (dagloner) en
Elisabeth Hubertina Vangeladbeek (Van Gelabeek),
geb. te Limmel‑Meerssen op 31‑3‑1912 (get:
J.Ubaghs en J.Kusters, akte 66), ovl. (53 jaar oud) op 21‑3‑1966, relatie met
Nelia Louis,
geb. op 10‑2‑1911, ovl. (85 jaar oud) op 16‑10‑1996.
Uit deze relatie een dochter:
1. Mariet
Mommers,
geb. te Heerlen, relatie met
Wim Leers,
geb. in vroedvrouwenschool. Uit deze relatie 2
zonen.
VIh. Jacobus
Johannes Mommers, zn. van
Johannes Hubertus Mommers
(Vq) (mijnwerker) en
Maria Josephina Ubachs,
geb. te Limmel‑Meerssen op 19‑8‑1900 (get:
Lemeer en Honee, akte 132), mijnwerker, ovl. (78 jaar oud) te
Meerssen op 13‑12‑1978 (akte 37, om 20 uur), tr.
(resp. 25 en 22 jaar oud) te Meerssen op
5‑6‑1926 (akte 19) met
Anna Bours,
dr. van Stephanus Bours en
Anna Wijckmans,
geb. te Meerssen op 6‑11‑1903.
Onderscheiden met de Orde Oranje -Nassau.
Uit dit huwelijk 2 zonen:
1. Hub Mommers,
relatie met Annie
Graaff De.
2. Jan Mommers,
relatie met Mia
Mevis.
VIi. Gerardus
Hubertus Mommers,
zn. van Johannes Hubertus Mommers (Vq) (mijnwerker) en
Maria Josephina Ubachs,
geb. te Amby op 24‑8‑1903, zinkwitarb, tr.
(resp. 26 en 23 jaar oud) te Amby op 3‑1‑1930 (akte
1) met Annette
Boorn Van den,
dr. van Johannes Henricus Hubertus Boorn Van den (vrachtrijder
wnd Meerssen) en Margaretha Josephina Camp Op den,
geb. te Amby op 27‑12‑1906, dienstbode te
Meerssen.
Uit dit huwelijk een zoon:
1. Henri Theresia Gerardus, geb. te
Meerssen in 1‑1933, ovl. (één maand oud) te
Meerssen op 27‑2‑1933 (akte
13, oud 14 dagen).
VIj. Peter
Alexander Mommers,
zn. van Johannes Hubertus Mommers (Vq) (mijnwerker) en
Maria Josephina Ubachs, geb. te Meerssen op
22‑6‑1908 (get: J.Kusters en P.Lahaije, akte 121), Fabr. arb. wnd Meerssen
St.Josephstraat 22, ovl. (70 jaar oud) te Meerssen
op 11‑8‑1978 (get: overl. 6.30 uur, akte 23), begr. te
Meerssen op 15‑8‑1978, tr. (resp. 28 en 23 jaar oud) te
Bunde op 10‑9‑1936 met
Anna Lambertina Josephina
Huijts, dr. van Petrus Leonardus Huijts en Maria
Antonia Engelen,
geb. te Bunde op 19‑7‑1913 (get: J.H. Vrancken
2x, akte 30).
Uit dit huwelijk 3 kinderen:
1. Hubertus Leonardus
Mommers,
geb. te Maastricht, relatie met
Ans Smeysters.
wnd Middelbeers.
2. Resy Mommers,
relatie met Berend
Meiborg.wnd
Valkenburg.
3. Annette
Mommers,
geb. Meerssen op 7-2-1951, overl. Maastricht 7-1-2016 tr. met Otto
Hermans.wnd
Valkenburg/Maastricht.
VIk. Petrus
Wilhelmus Mommers,
zn. van Pieter Willem Mommers
(Vt) (dienstknecht,wnd
Maastricht Kattenstraat 6) en Maria Josephina Willems,
geb. te Maastricht op 30‑1‑1898, tr. (resp. 23
en 22 jaar oud) te Maastricht op 23‑11‑1921 (akte
512) met Agnes Antonia
Veken van der,
dr. van Jan Baptist Veken van der en
Petronella Vrancken, geb. te Maastricht op
12‑3‑1899 (akte 263).
Uit dit huwelijk 2 zonen:
1. Eugenius Gerardus Johannes,
geb. in 1931, ovl. te Berg en Terblijt op
12‑11‑1931 oud 4 mnd, (akte 24).
2. Adolf Pierre Guillaume,
geb. te Heer circa 1937, ovl. (ca. 17 jaar oud)
te Maastricht op 1‑12‑1954 (akte 41).
VIl. Hubertus
Josephus Mommers,
zn. van Pieter Willem Mommers
(Vt) (dienstknecht,wnd
Maastricht Kattenstraat 6) en Maria Josephina Willems, geb. te
Maastricht op 28‑5‑1903, magazijnknecht, tr.
(resp. 24 en 22 jaar oud) te Maastricht op
11‑1‑1928 (akte 11) met
Catharina Elisabeth
Poolmans,
dr. van Martin Polmans en Maria Isabella Speetjens,
geb. te Maastricht op 7‑4‑1905.
Uit dit huwelijk een dochter:
1. Louisa Paulina Theresia Gerarda,
geb. te Maastricht circa 1934, ovl. (ca. 19
jaar oud) te 's‑Hertogenbosch op 13‑11‑1953 (akte
BS Maastricht 704).
Generatie
VII
VIIa. Michiel
Joseph Marie Mommers,
zn. van Joseph Michiel Mommers
(VIa) (Bakker
wnd Meerssen Bunderstraat) en Anna Margaretha Hornesch,
relatie met Elisabeth
Essers,
dr. van Guillaume Essers en Antoinetta Kerckhoffs,
geb. te Maastricht 8‑11‑1946, ovl. (36 jaar
oud) te Meerssen op 25‑6‑1983.
Uit deze relatie 2 kinderen:
1. Peggy, A,G.E.M.,
2. Micha A.H.A.J.,
VIIb. Hubertus
Mommers,
zn. van Joseph Michiel Mommers
(VIa) (Bakker
wnd Meerssen Bunderstraat) en Anna Margaretha Hornesch,
relatie met Anna Josepha Gerarda
Graaf De, geb. te
Maastricht op 29‑4‑1930, ovl. (55 jaar oud) te
Heerlen op 16‑11‑1985.
Uit deze relatie een dochter:
1.
Marjo.
VIIc. Ber
Mommers,
zn. van Pieter Wilhelmus Mommers (VIe) (arbeider) en
Maria Johanna Ritz (Glasbewerkster), relatie (1) met
Jane Hazenberg
.
Uit deze relatie een zoon:
1.
Petro.
Ber
Mommers,
relatie (2) met Crista
Wansner.
VIId. Jef
Mommers,
zn. van Caspar Hubertus Mommers
(VIf) en
Gertruda Gerwen van relatie (1) met Tiny
Bovens.
Uit deze relatie 3 kinderen:
1. Manon
Mommers, relatie met
Robert Exterkate.
2. Erich.
3. Jurgen.
Jef
Mommers,
relatie (2) met Plonie
Brouwers.
VIIe. Theo
Mommers, zn. van Caspar Hubertus Mommers
(VIf) en Gertruda Gerwen van
relatie met Marion
Nunspeet.
Uit deze relatie 2 kinderen:
1. Birgiet.
2. Stephan.